In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Parate kennis bio quiz
iedereen doet mee
wie wint?
Slide 1 - Tekstslide
Een hongerstaker verliest in het begin snel gewicht. Welke stof neemt bij een hongerstaker in het begin in hoeveelheid af, zodat het lichaamsgewicht snel daalt?
A
eiwit
B
glucose
C
vet
D
zetmeel
Slide 2 - Quizvraag
Zuurstof en koolstofdioxide verplaatsen zich zo dat het verschil in druk in de longen en het bloed zo klein mogelijk blijft. Met welke term wordt een dergelijke verplaatsing van gasmoleculen aangegeven?
A
actief transport
B
diffusie
C
osmose
Slide 3 - Quizvraag
Algen kunnen worden gebruikt bij het verwerken van varkensmest. Die algen kunnen weer voor allerlei nuttige doeleinden gebruikt worden. Het is van belang dat de algen regelmatig aan het zonlicht worden blootgesteld. Waarom is dat?
A
Algen zijn producenten; zo kunnen ze aan fotosynthese doen
B
Algen zijn reducenten; zo kunnen ze organisch materiaal verteren
C
De algen leven in symbiose met cyanobacteriën die zonlicht nodig hebben
D
Het zonlicht zorgt voor desinfectie van het mengsel van algen en bacteriën
Slide 4 - Quizvraag
Een kwelder is een stuk grond dat ontstaat door afzetting van klei door de zee. Op den duur ontstaat er begroeiing op de kwelder. Die vegetatie verandert met de loop van de jaren. Welke term wordt gebruikt voor het verschijnsel dat de vegetatie op de kwelder in de loop van de tijd verandert?
A
symbiose
B
successie
C
climax
D
pionier
Slide 5 - Quizvraag
Drasie en Casie zijn een een-eiige tweeling. Hebben deze heren met zekerheid dezelfde bloedgroep?
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
Een bepaald gen dat X-chromosomaal en recessief is, komt over het algemeen vaker tot uiting in het fenotype bij mannen dan bij vrouwen.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Jonge zebravinken oefenen het gezang dat zij overdag van hun ouders horen, in hun slaap verder. In welk deel van de hersenen leggen jonge zebravinken het gezang dat zij van hun ouders horen, vast?
A
in de grote hersenen
B
in de hersenstam
C
in de kleine hersenen
Slide 8 - Quizvraag
Welke van de volgende factoren is abiotisch?
A
aanwezigheid van ziektekiemen
B
beschikbare hoeveelheid voedsel
C
omgevingstemperatuur
D
testosteronconcentratie
Slide 9 - Quizvraag
Hoe heet de slagader zie zuurstofarm bloed vervoert?
A
navelstrengslagader
B
longslagader
C
kransslagader
D
poortader
Slide 10 - Quizvraag
Een koe is:
A
een producent
B
een consument van de 1e orde
C
een consument van de 2e orde
D
een reducent
Slide 11 - Quizvraag
Wat is voor de eilandjes van Langerhans (die insuline produceren) de prikkel voor het afgeven van insuline aan het bloed?
A
een hoge glucoseconcentratie van het bloed
B
een lage glucoseconcentratie van het bloed
C
een hoge glucagoncentratie van het bloed
D
een lage glucagonconcentratie van het bloed
Slide 12 - Quizvraag
Als een zoutwatervis in zoet water terecht komt, krijgt hij osmotische problemen. Neemt zijn urineproductie daardoor toe of af?
A
toe
B
af
Slide 13 - Quizvraag
Een voorbeeld van een ecosysteem is: alle dieren die in Nederland leven, in samenhang met de plantengroei. Is dit een juist voorbeeld van een ecosysteem?
A
ja
B
nee
Slide 14 - Quizvraag
Soms heeft een mens last van een inwonende lintworm. Hoe noem je de biologische relatie tussen mens en lintworm?