Bi Th4 herhaling

Thema Evolutie herhaling
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Thema Evolutie herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijke concepten evolutie
Vandaag
Morgen
Vier rijken
Drie stappen van evolutie
Cladogram
Hardy-Weinberg
Ondersteuning evolutietheorie
Allopathische + sympathische soortvorming
Na elk sub-onderwerp oefenen met examenvraag 

Slide 2 - Tekstslide

Vier rijken 

Slide 3 - Tekstslide

Vier rijken
1) Prokaryoten 
2) Eukaryoten 

Zoek op in Binas 78: Wat onderscheidt prokaryoten van eukaryoten? Welke rijken behoren tot de prokaryoten en welke tot de eukaryoten?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Drie stappen van evolutie

Slide 6 - Tekstslide

Vliegende mieren
Eens per jaar vliegt een koninginnenmier uit en is ze vruchtbaar. Ze vliegt dan heel hoog en alle mannetjes proberen haar te volgen om haar daar te bevruchten. Na het paren in de lucht verliest ze haar vleugels en sticht ze een nieuwe kolonie waar alleen zij haar eieren zal leggen. 
->Leg uit waarom je kunt verwachten dat na vele generaties mannetjes mieren steeds hoger kunnen vliegen.

Slide 7 - Tekstslide

Vliegende mieren
  1. Er is variatie in hoe goed mannetjes (hoog) kunnen vliegen (Variatie)
  2. Alleen de mannetjes die heel hoog kunnen vliegen zullen de koningin kunnen bevruchten (Selectie)
  3. Omdat alleen die mannetjes de koningin bevruchten zullen in de volgende generaties hun genen meer vertegenwoordigd zijn. (dus meer nakomelingen)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

In het filmpje zag je antibiotica resistentie ontstaan

Geef in drie stappen weer hoe antibiotica resistentie kan ontstaan door middel van evolutie

Slide 10 - Tekstslide

Geef in drie stappen weer hoe antibiotica resistentie kan ontstaan door middel van evolutie

Slide 11 - Open vraag

Antibiotica resistentie
  1. Sommige bacteriën kunnen door mutaties een klein beetje beter tegen antibiotica (Variatie)
  2. Daardoor kunnen zij beter overleven in een medium met antibiotica (Selectie)
  3. Alleen de bacteriën die daarin overleven, geven hun genen door waardoor de volgende generatie bacteriën (bijna) allemaal tegen antibiotica kan (dus meer nakomelingen)

Slide 12 - Tekstslide

Stappen van evolutie
1) Variatie 
  • Mutaties
  • Recombinatie
2) Selectie
  • Natuurlijke selectie
  • Seksuele selectie
  • Genetic drift: flessenhalseffect of founder effect 
3) Voortplanting

Slide 13 - Tekstslide

Genetic drift
Genetic drift: het verschijnsel dat in kleine populaties door toeval grote verschuivingen in allelfrequenties kunnen optreden

  1. Flessenhalseffect (groot deel populatie sterft uit door een invloed uit het milieu)
  2. Foundereffect (klein deel van een populatie vestigt zich in een nieuw gebied)

Slide 14 - Tekstslide

Flessenhalseffect
Foundereffect

Slide 15 - Tekstslide

Oefenen met examenvragen
Somtoday --> Mapje: Oefenen TW3
Doc 3 --> opg 7
Doc 1 --> opg 3
timer
8:00

Slide 16 - Tekstslide

Cladogram

Slide 17 - Tekstslide

Met welke groep zijn de nijlpaarden het meest verwant?
A. Dwergherten
B. Girafachtigen
C. Kameelachtigen
D. Walvisachtigen

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen met examenvragen
Somtoday --> Mapje Oefenen TW3
Doc 1 --> opg 2
Doc 2 --> opg 16

Slide 19 - Tekstslide

Belangrijke concepten evolutie
Vandaag
Morgen
Vier rijken
Drie stappen van evolutie
Cladogram
Allopathische + sympathische soortvorming
Ondersteuning evolutietheorie
Hardy-Weinberg
Na elk sub-onderwerp oefenen met examenvraag 

Slide 20 - Tekstslide


Soort: organismen behoren tot dezelfde soort als ze in staat zijn zich onderling voort te planten en daarbij vruchtbare nakomelingen voort te brengen

Slide 21 - Tekstslide

Gene flow
Soort: de grootste verzameling van populaties waartussen gene flow plaatsvindt of kan plaatsvinden

Populatie: een groep individuen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leven en zich onderling voortplanten

Gene flow: het verschijnsel dat tussen twee populaties van dezelfde soort uitwisseling van genen plaatsvindt

Slide 22 - Tekstslide

Ontstaan van een nieuwe soort
Reproductieve isolatie (sympathische soortvorming) 
Gedurende lange tijd geen voortplanting en dus geen gene flow tussen de individuen van twee of meer populaties

Geografische isolatie (allopathische soortvorming)
Door geologische barrière geen voortplanting en dus geen gene flow tussen de individuen van twee of meer populaties




Slide 23 - Tekstslide

Sympatrische soortvorming

Soortvorming (door reproductieve isolatie) zonder geografische scheiding
  • Verschil in gedrag (baltsen)
  • Verschil in voortplantingsactiviteit (moment dag/jaar)

Slide 24 - Tekstslide

Oefenen met examenvraag
Somtoday --> Examenoefening soortvorming 
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Ondersteuning evolutietheorie

Slide 26 - Tekstslide

Ondersteuning evolutietheorie
1) DNA-analyse
2) Fossielen
3) Vergelijkbare anatomie (rudimentaire organen, homologe organen, analoge organen) 

Slide 27 - Tekstslide

Homoloog = zelfde bouw, maar andere functie
Analoog = zelfde functie, maar andere bouw

Slide 28 - Tekstslide

Hardy-Weinberg 

Slide 29 - Tekstslide

Regel van Hardy-Weinberg
Binnen een grote populatie blijven de allelfrequenties door de generaties heen constant

p² + 2pq + q² = 1
  • p² = frequentie AA
  • 2pq = frequentie Aa
  • q² = frequentie aa

Binas tabel 93D3

Slide 30 - Tekstslide

Voorwaarden Hardy-Weinberg
  1. Oneindig grote populatie
  2.  Geen mutaties
  3. Geen migratie
  4. Geen seksuele selectie (oftewel: partnerkeuze is toevallig)
  5. Geen natuurlijke selectie op een bepaald genotype

Slide 31 - Tekstslide

Oefenopgave wet van Hardy-Weinberg 
Een populatie van 10.000 individuen voldoet wat betreft de onderlinge voortplanting aan de voorwaarden, genoemd in de wet van Hardy-Weinberg. Van deze populatie is
bekend dat 169 individuen homozygoot dominant zijn.

1 Wat is de frequentie van het recessieve allel in deze populatie?
2 Hoeveel individuen hebben het recessieve kenmerk?

Slide 32 - Tekstslide

Oefenen examenvraag 
Doc 3 --> opg 8 + 9

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Eilandtheorie
Wiskundig model dat voorspelt hoeveel soorten er op een eiland kunnen leven. 

Groter eiland: meer voedselbronnen
(10x groter => 2x meer soorten)
Dichtbij vaste land: meer immigratie



VS -->

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Wat vind je nu nog het lastigste of wat wil je nog kwijt over deze basisstoffen?

Slide 37 - Woordweb