Les 24.2 - §2.6 Elektriciteit gebruiken

Les 24.1
Energie & vermogen

Lesplanning:

1. Uitleg energie en vermogen
2. Maken opgaven §2.5
3. Herhaling serie- en parallelschakelingen

§2.6 Elektriciteit gebruiken
Energie & vermogen

Je kan berekeningen maken met het energieverbruik (in J en kWh), het vermogen en het rendement van een apparaat.

Vermogen is de hoeveelheid energie dat een apparaat per seconde verbruikt. 

Energie = vermogen * tijd

Energie & vermogen

Reuzenrad in Dubai, het grootste reuzenrad ter wereld.

Hoeveel energie zou dit reuzenrad verbruiken?

Energie E in Joule (J) of kilowattuur (kWh)

Vermogen P in Watt (W) of kilowatt (kW)

Tijd t in seconden (s) of uur (h)

E(J)=P(W)⋅t(s)

E(kWh)=P(kW)⋅t(h)

Elektrisch vermogen

P(W)=U(V)⋅I(A)

Een gemiddeld gezin gebruik 3000 kWh per jaar. Hoeveel Joule is dat?

Een wasmachine met een vermogen van 1500 W draait
2 uur en 20 minuten. Bereken hoeveel elektrische energie de wasmachine in die periode verbruikt.

Energie in Joule berekenen:

P = 1500 W 
t =2 uur en 20 minuten
  = 7200 + 1200 = 8400 s

E = P * t 

E = 1500 * 8400 = 1,26 * 107 J

Energie in Joule berekenen:

Gegeven:
P = 1500 W 
t =2 uur en 20 minuten
  = 7200 + 1200 = 8400 s

E = ?

Oplossing:

E = P * t 

E = 1500 * 8400 = 1,26 * 107 J

Energie in kWh berekenen:

Gegeven:

P = 1500 W = 1,5 kW

t =2 uur en 20 minuten

  = 2,33 h

E = ?

Oplossing:

E = P * t

E = 1,5 * 2,33 = 3,50 kWh

Het rendement

η=​E​totaal​​​​E​nuttig​​​​⋅100

η=​P​totaal​​​​P​nuttig​​​​⋅100

rendement (η) is het percentage energie of vermogen dat nuttig wordt gebruikt.

Aan de slag

§2.5 opgave 54, 57, (59) en 63

Huiswerk: opgave 56, 61 en 62

4, 

	U (V)	I (A)	R (Ω)
L1			10
L2			30
Totaal	20

5

0,5

15

2

3

40

	U (V)	I (A)	R (Ω)
L1			6
L2			2
Totaal		2

0,67

0,5

1,5

2

3

4,5