H6.2

Welkom!
H6.2
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
H6.2

Slide 1 - Tekstslide

Boxen in ons belastingstelsel
Inkomsten uit werk en woning 
Inkomsten uit aanmerkelijk belang
Inkomsten uit vermogen

Over alle inkomsten die je hebt, betaal je belasting. 
Van box 2 moet je alleen maar weten dat deze bestaat.

box 1 ; 6.1 en 6.2
box 2
box 3; 6.2

Slide 2 - Tekstslide

Progressief belastingstelsel




Bij een progressief belastingstelsel moet er procentueel meer belasting betaald worden naarmate het inkomen stijgt.


Dit gebeurt door een steeds hoger belastingtarief bij een hoger inkomen.

Slide 3 - Tekstslide

Gebruik dit stappenplan en maak nu opdracht 3 op bladzijde 175.

Slide 4 - Tekstslide

1 Tim hoeft alleen het tarief van 37,1% te gebruiken.
€ 31.500 /100 x 37,1 = € 11.686,50 = € 11.686

 1 Yara moet beide tarieven gebruiken: € 37,1% en 49,5%.

2 stap 1 Inkomen in schijf 1: € 68.508
Inkomen in schijf 2: € 74.000 – € 68.508 = € 5.492


stap 2 In schijf 1 € 68.508  : 100 x 37,1= € 25.416,47= € 25.416
In schijf 2 € 5.492  : 100 x 49,5= € 2.718,54 = € 2.718
stap 3 In box 1 betaalt Yara in totaal € 25.416 + € 2.718 = € 28.134

Slide 5 - Tekstslide

Drie soorten belastingstelsels
  1. Progressief belastingstelsel: hoger percentage als inkomen hoger is 
  2. Proportioneel belastingstelsel: gelijk percentage bij ieder inkomen
  3. Degressief belastingstelsel: lager percentage bij hoger inkomen

proportioneel tarief
progressief tarief
degressief tarief

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan belasting box 3 berekenen
Stap 1:  Je trekt het heffingsvrij vermogen van je vermogen af.
Stap 2: Je berekent het fictief rendement over je belastbaar vermogen.
Stap 3: Je berekent belasting over het fictief rendement

Belastbaar vermogen?

Fictief rendement?


Dat bedrag waar je in box 3 mee gaat werken om te berekenen hoeveel belasting je in box 3 moet gaan betalen.

Het bedrag wat de overheid denkt dat je rijker wordt van je spaargeld/beleggingen.

Slide 7 - Tekstslide

Ga er vanuit dat het heffingsvrij vermogen nog 50.000 is en het fictief rendement 1,9% en de belasting 31%.
Hoeveel belasting moet je dan in box 3 betalen als je vermogen 45.000 en hoeveel als je vermogen 90.000 is?
Bij een vermogen van €  45.000 hoef je geen belasting te betalen in box 3 omdat je vermogen minder is dan het heffingsvrij vermogen.
90.000 - 50.000 =  € 40.000 belastbaar vermogen
Fictief rendement 40.000 / 100 x 1,9 =  € 760
Belasting box 3   760 / 100 x 31 =  € 235

Slide 8 - Tekstslide

Rekenen met de heffingskorting
Wanneer de heffingskorting hoger is dan de te betalen loonheffing, dan zal er geen loonheffing worden ingehouden op het salaris. Dit is tot een loon van € 4.260 (2022) en € 5.052 (2023). De grens kun je terugvinden in de witte maandtabel voor de loonheffing (Belastingdienst).
Heb je dan vel vermogen waar je belasting over moet getalen dan moet je dus nog wel inkomsten belasting betalen.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Bij een progressief belastingstelsel
A
Hoe hoger je inkomen hoe meer belasting je procentueel betaald
B
iedereen betaald procentueel evenveel belasting
C
Hoe hoger je inkomen hoe minder je procentueel aan belasting hoeft te betalen.
D
iedereen betaald belasting

Slide 15 - Quizvraag

proportioneel tarief (vlaktaks)
A
wie instaat is veel te betalen moet in verhouding . ook meer belasting betalen
B
De sterke helpen de zwakke mensen met minder inkomen krijgen sociale premies
C
alle inkomsten betalen evenveel belasting
D
Je betaald wegenbelasting omdat je in bezit bent van een auto

Slide 16 - Quizvraag

Welke van deze belastingtarieven maakt de inkomensverschillen groter?
A
Proportioneel tarief
B
Degressief tarief
C
Progressief tarief

Slide 17 - Quizvraag

Welke van deze belastingtarieven maakt de inkomensverschillen kleiner?
A
Proportioneel tarief
B
Degressief tarief
C
Progressief tarief

Slide 18 - Quizvraag

Welk soort tarief hebben we in Nederland voor de inkomstenbelasting?
A
Degressief tarief
B
Progressief tarief
C
Proportioneel tarief

Slide 19 - Quizvraag

Welke inkomsten gaan in box 3?
A
Inkomsten uit werk en woning
B
Winst uit aanmerkelijk belang
C
Inkomsten uit sparen en beleggen
D
Inkomsten uit het eigenwoningforfait

Slide 20 - Quizvraag

Hoe bereken je het belastbaar vermogen (in box 3)?
A
bezittingen - schulden - heffingsvrij vermogen
B
bezittingen - schulden + heffingsvrij vermogen
C
bezittingen + schulden - heffingsvrij vermogen
D
bezittingen + schulden + heffingsvrij vermogen

Slide 21 - Quizvraag

Heffingskorting is ...
A
De belasting in box 1 + box 3
B
Korting op je heffing
C
Korting op het bedrag dat je aan IB moet betalen
D
Mensen met een laag inkomen krijgen minder inkomen

Slide 22 - Quizvraag

Door de heffingskortingen
A
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je meer belasting betaalt
B
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je minder belasting betaalt
C
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je meer belasting betaalt
D
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je minder belasting betaalt

Slide 23 - Quizvraag

Wat wordt niet belast in Box 3?
A
Een spaardeposito
B
Een beleggingsrekening
C
Een auto
D
Een tweede woning

Slide 24 - Quizvraag

Het schijventarief is een voorbeeld van
A
Profijt beginsel
B
Proportioneel belastingstelstel
C
Progressief belastingstelsel
D
Draagkrachtbeginsel

Slide 25 - Quizvraag

Het verschuldigde inkomstenbelastingbedrag bereken je door:
A
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 bij elkaar op te tellen
B
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 op te tellen min heffingskortingen
C
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 op te tellen plus de heffingskortingen
D
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 op te tellen - de loonheffing van je jaaropgave

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
Hypotheekaflossing
B
Hypotheekrente
C
Eigen woningforfait
D
Auto van de zaak

Slide 27 - Quizvraag