Blok 2 Nederlandse landschappen

Blok 2 Nederlandse landschappen
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 7 videos.

Onderdelen in deze les

Blok 2 Nederlandse landschappen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je leert:
  • uitleggen hoe landijs ontstaat.
  • uitleggen waardoor de zeespiegel daalt tijdens een ijstijd.
  • uitleggen waarom er op de Veluwe heuvels liggen.
  • beschrijven waar mensen woonden toen er nog geen dijken waren.
  • uitleggen wat een terp is.




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat dit blok over?
Wat is er bijzonder aan het Nederlandse landschap? Vraag dat maar eens aan buitenlandse toeristen. De grachten van Amsterdam zijn favoriet, maar ze komen ook voor het landschap. Want aan het landschap kun je zien hoe de mensen vroeger hebben geleefd. Bovendien willen toeristen heel graag weten hoe het is om beneden zeeniveau te wonen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Opdracht 1
timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los zand 
Nederland bestaat uit dikke lagen zand, grind en klei. Die materialen komen uit de bergen in Zwitserland. De stenen stromen met de Rijn mee naar Nederland. Eerst zijn het stenen, maar door het rollen en schuren in het water worden het steentjes, tot het zandkorrels en kleideeltjes zijn. In het vlakke Nederland stroomt de rivier langzaam. Daardoor kunnen zanddeeltjes naar de bodem zakken. Na overstromingen blijft het zand liggen (sedimentatie) als het water weer weg is. Een deel van de zand- en kleideeltjes komt in de Noordzee.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los zand 
Lang geleden was het tijdens de ijstijden kouder dan nu. Er viel vooral sneeuw. In Scandinavië (Noord-Europa) ontstond een dikke laag landijs. In de voorlaatste ijstijd kwam dit landijs ook in Nederland. Aan de rand schoof het ijs het zand en grind dat er lag, als een bulldozer voor zich uit. Zo ontstonden heuvels, zoals die op de Veluwe. Die heuvels heten stuwwallen, omdat ze door het schuivende ijs zijn opgestuwd.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Los zand
De laatste ijstijd eindigde 12.000 jaar geleden. Het landijs kwam toen niet in Nederland. Het water uit de oceanen was verdampt en als sneeuw naar beneden gekomen. Daardoor was de zeespiegel gedaald en de Noordzee stond zelfs droog. Door de kou groeiden er weinig planten. De wind blies het losse zand van de bodem van de Noordzee naar Nederland. Dat zand vind je nu op veel plaatsen in het oosten en zuiden van Nederland nog terug.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Opdracht 2,3 en 4
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een spons van veen
Na de ijstijd werd het warmer en het ijs smolt. Door het smeltwater steeg de zeespiegel. In West-Nederland ontstonden duinen doordat eb en vloed en de golven zand aanvoerden en de wind er duinen van vormde. Achter die duinen was het nat, omdat de rivieren vaak overstroomden. Er ontstonden moerassen. In die moerassen konden dode planten niet goed rotten, zodat er steeds meer plantenresten kwamen. Een laag met dode plantenresten heet veen. Veen houdt net als een spons water vast. De veenlaag werd steeds dikker en steeg tot boven de zeespiegel. Een groot deel van West-Nederland lag in de Middeleeuwen hoger dan nu. Er woonden heel lang bijna geen mensen in dat veengebied.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Opdracht 5
timer
2:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoog en droog
De eerste mensen in Nederland woonden op de hogere plekken. Dat was in Limburg en op de hogere zandgronden in het oosten en zuiden. In het lagere deel van Nederland was er heel lang geen bescherming tegen hoog water. De zee stroomde soms door gaten in de duinenrij. Dan overstroomde het land erachter. Er waren nog geen dijken langs de rivieren en bovendien veranderden de rivieren steeds van plaats. Wonen langs de kust en bij de rivieren was dus gevaarlijk. De mensen zochten in Laag-Nederland daarom alleen de hoogste stukken land op. Aan de kust waren dat de duinen en langs de rivieren de hogere stroken land. Langs de kust in Groningen en Friesland bouwden de boeren en vissers zelf kleine heuvels. Deze heuvels heten terpen (of wierden). De mensen gingen op de terpen wonen, want daar waren zij veilig voor overstromingen. De terpen werden gemaakt van klei, mest en afval. Veel terpen liggen er nog steeds.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Doorgang in de dijk bij Drieborg in de provincie Groningen. In de schuur op de dijk liggen balken die bij hoog water gebruikt worden om de doorgang af te sluiten. 
Maken
Opdracht 6, 7, 8 en 9
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sloten graven in Veen
Rond het jaar 1000 veranderde het klimaat in Nederland opnieuw. Het werd warmer en dat was goed voor de landbouw. Er was meer voedsel beschikbaar en daardoor groeide de bevolking. De bisschop van Utrecht en de graaf van Holland wilden de veengebieden geschikt maken voor de landbouw. Dat heet ontginnen. Zij gingen op zoek naar mensen die in het veengebied boer wilden worden. Deze boeren kregen een smal, lang stuk land.  Daarlangs mochten zij sloten graven om water weg te laten lopen. Doordat het veen dan opdroogde, kon je erop lopen. Er ontstonden zo lange akkers en weilanden.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sloten graven in veen
Het opdrogende veen had ook een nadeel. Omdat er lucht in de grond kwam, gingen plantenresten verrotten, waardoor het land daalde. Rond 1400 ontstond er een probleem.
Het land lag nu even hoog als de zee. Het water stroomde daardoor niet meer vanzelf uit de sloten en rivieren naar de zee. Daarom ging men het water met windmolens naar zee pompen. Intussen daalde het land steeds verder. Daarom liggen veenpolders nu onder zeeniveau.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Opdracht 11 en 13

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Dammen en droogmakerijen
In het noorden van Nederland werd de Waddenzee steeds groter. Daardoor ontstond de Zuiderzee. En in Noord-Holland werden kleine meren door stormen steeds groter. Een groot deel van Nederland dreigde onder te lopen. Het land moest worden beschermd. Er werden verschillende oplossingen bedacht:

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dammen en droogmakerijen
In kleine rivieren werden dammen aangelegd die het zeewater tegenhielden. Een bekend voorbeeld is de dam in de Amstel. Bij die dam ontstond onze hoofdstad Amsterdam.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dammen en droogmakerijen
In Noord-Holland lukte het in de zestiende en zeventiende eeuw om de grote meren droog te maken. Dat ging zo: langs de oever van het meer werd een ringdijk aangelegd.
Aan de buitenkant van deze ringdijk werd een ringvaart gegraven. Windmolens pompten het water uit het meer in de ringvaart. Zo ontstond er een droogmakerij. Een droogmakerij is dus een polder die meters onder het zeeniveau ligt.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dammen en droogmakerijen
In 1930 werd de Afsluitdijk gebouwd: een lange dam tussen Noord-Holland en Friesland. De Zuiderzee was nu geen gevaar meer. Het water in de Zuiderzee werd zoet. Daarom heet het nu IJsselmeer. Ook in het IJsselmeer zijn grote droogmakerijen aangelegd. Tegenwoordig worden de droogmakerijen drooggehouden met een gemaal. Dat is een grote pomp die werkt op diesel of elektriciteit.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Opdracht 14, 15 en 16
timer
5:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken
Opdracht 18, 19 en 20
timer
5:00

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies