Ma 31-10 Fictie

Maandag 31 oktober
Week 44
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Maandag 31 oktober
Week 44

Slide 1 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik
- Voor de vakantie zijn we bezig geweest met het schrijven van een sollicitatiebrief.

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je kunt het genre herkennen en het onderwerp benoemen;
- Je kunt het denken, voelen en handelen van personages beschrijven;
- Je kunt de ontwikkeling van de hoofdpersoon beschrijven. 

Slide 4 - Tekstslide

Planning
- Lezen
- Vragen
- Uitleg
- Opdrachten maken

Slide 5 - Tekstslide

Noem 3 verschillende genres.

Slide 6 - Open vraag

Genre is een verzameling van dezelfde soort verhalen:
- Avonturenroman
- Historische roman
- Oorlogsroman
- Psychologische roman
- Science fiction
- Thriller


Genre

Slide 7 - Tekstslide

Wat is een hoofdpersoon? Wat kom je te weten van een hoofdpersoon?

Slide 8 - Open vraag

Wat is een bijpersoon? Hoe herken je die?

Slide 9 - Open vraag

De hoofdpersoon (round character) is de belangrijkste persoon. Je komt te weten wat hij/zij denkt en voelt en wat zijn/haar karaktereigenschappen zijn. Er kunnen meerdere hoofdpersonen zijn.

Bijpersonen (flat character) zijn minder belangrijke verhaalpersonen. Je leert ze alleen kennen door wat ze zeggen en wat ze doen. Ze veranderen niet en reageren vaak voorspelbaar.

Personages

Slide 10 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een karakterontwikkeling.

Slide 11 - Open vraag

Je leert in een boek de hoofdpersonen het beste kennen. Wat hoofdpersonen in het verhaal meemaken, kan invloed hebben op hun karaktereigenschappen. Ze kunnen door deze gebeurtenissen veranderen.

Bijvoorbeeld: de hoofdpersoon komt steeds meer voor zichzelf op dus wordt zelfverzekerder of iemand verandert van verlegen in stoer.

Zo’n verandering heet een karakterontwikkeling.


Karakterontwikkeling

Slide 12 - Tekstslide

x

Slide 13 - Open vraag

Chronologisch: de schrijver vertelt het verhaal van het begin tot het einde.

Niet-chronologisch: soms begint een verhaal in het midden of zelfs aan het eind en hoor je later de voorgeschiedenis.

Chronologisch en niet-chronologisch

Slide 14 - Tekstslide

Ik-verhaal (1ste persoon): je leest het verhaal door de ogen van de ik-persoon. Het lijkt of de ik-persoon aan de lezer vertelt wat hij doet, zegt, denkt en voelt.

Hij/zij-verhaal (3de persoon): de schrijver verwijst met hij/zij naar de hoofdpersoon. De schrijver spreekt hem/haar ook vaak aan bij de naam. Je krijgt de gedachten van deze persoon te lezen, waardoor je de gebeurtenissen vanuit hem/haar bekijkt.

Wisselend perspectief: de schrijver schrijft het verhaal vanuit het standpunt van meerdere personages. Als lezer kom je er zo achter hoe meerdere verhaalpersonages de gebeurtenissen ervaren.


Vertel-standpunt

Slide 15 - Tekstslide

H: 3.1
Opdracht: 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9,
                    10, 11

Maken

Slide 16 - Tekstslide

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 17 - Open vraag