Hoofdstuk 2 les 5

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Werkwoordpelling 

Even opwarmen...

Kan jij de hond vinden?

De 3 regels

1. Bij een lange klank in het hele werkwoord, moet je de klinker verdubbelen.

2. De stam mag niet op een V of een Z eindigen.

3. De stam mag niet op 2 medeklinkers eindigen.

Koken

Kook

Geven

Geef

Klappen

Klap

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

De tijd van nu.

Een werkwoord in de tegen- woordige tijd geeft aan dat iets nu gebeurt of op dit moment zo is.

VB: Jullie zitten nu in de les.

De tijd van vroeger.

Een werkwoord in de verleden  tijd geeft aan dat iets is gebeurd of dat iets zo was.

VB: Afgelopen weekend waren jullie vrij.

Tegenwoordige tijd

Alles wat NU gebeurt...

Afkorting: TT

1. Ik vorm 
2. Ik- vorm + T
3. Hele werkwoord

Leren	TT	VT
Ik	vind
Jij/ je/ u	vind + T
Hij/ zij	vind + T
Wij	vinden
Jullie	vinden
Zij	vinden

De verleden tijd

Verleden tijd

Alles wat IS gebeurd...

Afkorting: VT

1. Sterk of zwak?
2. Zwak - stam
3. TaXiKoFSCHiP
4. Ik-vorm + te(n)/ de(n)

Leren	TT	VT
Ik	Leer	Leerde
Jij/ je/ u	Leer + T	Leerde
Hij/ zij	Leer + T	Leerde
Wij	Leren	Leerden
Jullie	Leren	Leerden
Zij	Leren	Leerden

't ex-kofschip

Fietsen

Fiets

Hij fietste

Wij fietsten

Rammelen

Rammel

Hij rammelde

Wij rammelden

Goed of fout?

Als de laatste letter van de ik-vorm in het TaXiKoFSCHIP staat, schrijf je TE(N)

Goed of fout?

De klinkers tellen niet mee in het TaXiKoFSCHiP?

Soorten werkwoorden

Zwakke werkwoorden:

- Dansen

- Pakken

- Draaien

Sterke werkwoorden:

- Beginnen

- Lopen

- Drinken

Zo weet je of een voltooid deelwoord 

op een d of een t eindigt!

Oefening koken

Ik	stam
Jij/u	stam + t
Hij/zij	stam + t
Wij	hele werkwoord
Jullie	hele werkwoord
Zij	hele werkwoord

Oefening verbranden

Ik	stam
Jij/u	stam + t
Hij/zij	stam + t
Wij	hele werkwoord
Jullie	hele werkwoord
Zij	hele werkwoord

Oefening vertellen

Ik	stam + de/te
Jij/u	stam + de/te
Hij/zij	stam + de/te
Wij	stam + den/ten
Jullie	stam + den/ten
Zij	stam + den/ten

Oefening reizen

Ik	stam + de/te
Jij/u	stam + de/te
Hij/zij	stam + de/te
Wij	stam + den/ten
Jullie	stam + den/ten
Zij	stam + den/ten

Oefening eten

Ik	heb
Jij/u	heb
Hij/zij	heb
Wij	heb
Jullie	hebben
Zij	hebben

Aan de slag!

Maak uit je boek de opdrachten vanaf blz 128 t/m 138

Klaar?: Woordzoeker Werkwoorden