HV1 Oefentoets Redekundig Ontleden H20-21-22-37

LessonUp over de toets
Pak erbij: 

- Je laptop
- En een pen en je schrift (voor aantekeningen!)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

LessonUp over de toets
Pak erbij: 

- Je laptop
- En een pen en je schrift (voor aantekeningen!)

Slide 1 - Tekstslide

persoonsvorm
rest van het werkwoordelijk gezegde
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
De buurvrouw
heeft
haar dochter
gisteren
een nieuwe fiets
gegeven.

Slide 2 - Sleepvraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
Mijn broertje heeft de afwas al gedaan.

Slide 3 - Open vraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
Hij zit zich aan te stellen.

Slide 4 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wij zijn uit ons dak gegaan op het concert.
A
gegaan
B
zijn gegaan
C
zijn uit ons dak gegaan
D
zijn

Slide 5 - Quizvraag

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
Mijn zusje stelt haar vriendin voor aan onze oma.

Slide 6 - Open vraag

Noteer het lijdend voorwerp:
Mijn zusje stelt haar vriendin voor aan onze oma.

Slide 7 - Open vraag

Noteer het meewerkend voorwerp:
Mijn zusje stelt haar vriendin voor aan onze oma.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het voorzetselvoorwerp?
In de krant werd hard uitgehaald naar de bondscoach.
A
uitgehaald naar
B
naar
C
de bondscoach
D
naar de bondscoach

Slide 9 - Quizvraag

Noteer het voorzetselvoorwerp:
Hij is getrouwd met zijn grote liefde.

Slide 10 - Open vraag

Noteer het voorzetselvoorwerp:
Ik vertrouw op mijn ouders.

Slide 11 - Open vraag

Welk werkwoord vormt NIET zo'n vaste combinatie met het voorzetsel? (Hierbij is dus geen sprake van een voorzetselvoorwerp.)
A
liggen in
B
storen aan

Slide 12 - Quizvraag

Noteer de bijwoordelijke bepalingen:
Er is gisteren niet gevoetbald vanwege de regen.

Slide 13 - Open vraag

Wat hoort waarbij?
voorzetselvoorwerp
bijwoordelijke bepaling
lijdend voorwerp
geeft extra informatie bij het gezegde, bijvoorbeeld: wanneer, waar, waarom.
begint NOOIT met een voorzetsel
begint altijd met een voorzetsel dat een nauwe band heeft met een werkwoord uit de zin.

Slide 14 - Sleepvraag

persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Sommige Roosendalers
waren
vorige week
fanatiek
aan het skiën.

Slide 15 - Sleepvraag

persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
voorzetselvoorwerp
Het publiek
vroeg
de band
om een toegift
op het schoolfeest.

Slide 16 - Sleepvraag

We reizen met het vliegtuig.
'met het vliegtuig' = ...
A
bijwoordelijke bepaling
B
voorzetselvoorwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quizvraag

Hij vroeg om meer uitleg.
'om meer uitleg' = ...
A
bijwoordelijke bepaling
B
voorzetselvoorwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 18 - Quizvraag

In je schrift: schrijf deze zin over, zet zinsdeelstrepen en benoem alle zinsdelen (PV, OW, WWG, LV, MW, VZV, BWB):
Kanye West breekt om onbekende redenen met zijn manager na jarenlange samenwerking.
(Zinsdelen die niet in de zin voorkomen, mag je weglaten.)

Slide 19 - Open vraag

In je schrift: schrijf deze zin over, zet zinsdeelstrepen en benoem alle zinsdelen (PV, OW, WWG, LV, MW, VZV, BWB):
Drie Nederlandse wetenschappers hebben een eigen postzegel gekregen.
(Zinsdelen die niet in de zin voorkomen, mag je weglaten.)

Slide 20 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?
(Onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp, bijwoordelijke bepaling...)

Slide 21 - Woordweb