2.1 Botten

terugblik vorige les
Levend - dood - levenloos
7 levenskenmerken
organisatieniveaus
organen in een torso
6 orgaanstelsels
celmembraan - cytoplasma - celkern 
       ken je alles van de vorige les nog?

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

terugblik vorige les
Levend - dood - levenloos
7 levenskenmerken
organisatieniveaus
organen in een torso
6 orgaanstelsels
celmembraan - cytoplasma - celkern 
       ken je alles van de vorige les nog?

Slide 1 - Tekstslide

Alle organismen herken je aan de levenskenmerken. 
Sleep het levenskenmerk naar het juiste plaatje.
Voortplanten
Reageren
Uitscheiden
Voeden
Ademen
Groeien

Slide 2 - Sleepvraag

Orgaan
Organisme
Orgaanstelsel
Weefsel
Cel

Slide 3 - Sleepvraag

Bekijk de afbeelding van de orgaanstelsels.
 
Zet de juiste naam onder het juiste orgaanstelsel.

ademhalingsstelsel
bloedvatenstelsel

Slide 4 - Sleepvraag

Bekijk de afbeelding van de orgaanstelsels.
 
Zet de juiste naam onder het juiste orgaanstelsel.

Beenderstelsel
verteringsstelsel

Slide 5 - Sleepvraag

Sleep de onderdelen van de dierlijke cel naar de goede plek
Celmembraan
Celkern
Cytoplasma

Slide 6 - Sleepvraag

2.1 Botten
Doelen van de les:
- Je kunt 26 botten van je skelet benoemen.
- Je kunt de 4 functies van je skelet benoemen.
- Je herkent het type bot aan de bouw en
   samenstelling ervan.
- Je geeft aan waardoor de soepelheid van je
   botten veranderen in je leven.
- Je geeft aan hoe je wervelkolom schokken
    opvangt en je kunt de onderdelen van een
    wervel aangeven. 
   

Slide 7 - Tekstslide

Skelet - bottenbingo!
- Baby 305 botten
- Volwassene: 206 botten

- Grootste bot: dijbeen
- Kleinste bot: stijgbeugel (oor)

- Leer de 26 botten van het skelet!
   (voor de bottenbingo)

Slide 8 - Tekstslide

botten van de voet
botten van de hand

Slide 9 - Tekstslide

Functies skelet
  1. Bescherming organen
  2. stevigheid geven
  3. vorm geven
  4. beweging mogelijk maken
(met je spieren)
andere functies:
- aanmaken van bloedcellen
   (rode beenmerg in platte beenderen)
- opslag van vet
   (gele beenmerg in pijpbeenderen)

Slide 10 - Tekstslide

Uit welke onderdelen bestaat een bot?
In een bot zit
  • beenweefsel met  beencellen
  • bloedvaten en zenuwen
  • beenmerg
    - geel beenmerg = vet opslag
    - rood beenmerg = stamcellen       die bloedcellen maken

Slide 11 - Tekstslide

Waar zijn botten van gemaakt?
Grootste deel van het bot bestaat uit been
met beencellen en die maken: :
-kalk = onbuigzaam/breekbaar
-lijmstof = buigzaam
   Samen is het supersterk en stevig.
Een deel van je skelet bestaat uit Kraakbeen:
Kraakbeencellen maken alleen lijmstof.
Lijmstof = buigzaam waardoor het bewegelijk is.

Slide 12 - Tekstslide

Demonstratie Proefjes: De bouw van botten
- 1 botje, 20-30 minuten in de oven op 220' graden laten verbranden. 

- 1 botje in glazen potje (anders plastic bakje). Giet er zoveel
(schoonmaak)azijn in dat het botje helemaal in de vloeistof is. 

- 1 botje doe je niks mee (controle botje)

Bekijk samen de verschillen in eigenschappen van de 3 botjes. Verklaar die verschillen. 
Trek een conclusie over hoe botten buigzaam zijn, hard zijn en ook sterk  zijn.

- Bekijk het gele beenmerg van een stuk bot. 



Slide 13 - Tekstslide

Verbening en groeischijven tijdens de groei
Botten bestaan uit harde kalk en flexibele lijmstof. 
  • Als je jong bent zijn botten nog zacht en flexibel. 
  • Tijdens je groei zijn er aan de uiteinden van
    pijpbeenderen groeischijven van kraakbeen die later
    verbenen
  • Oude mensen hebben juist broze breekbare botten
    met weinig lijmstof. 
  • Wat verandert er aan de bouw van de botten als je ouder wordt?



 

Slide 14 - Tekstslide

wervelkolom

Slide 15 - Tekstslide

Check de les
Wat weet je nog?
-Twee typen bot
-Samenstelling bot
-Verschil botten baby - bejaarde
-26 Namen van de botten
-4 Functies skelet
- Schokken opvangen van de wervelkolom
-Verzin zelf eens een vraag!  
Hierna volgen toetsvragen. 

Slide 16 - Tekstslide

Het skelet is een ...
A
organisme
B
orgaan
C
orgaanstelsel
D
cel

Slide 17 - Quizvraag

Skelet
Uit hoeveel botten bestaat jouw skelet?
A
26
B
206
C
104
D
305

Slide 18 - Quizvraag

Hoe komt het dat het skelet van baby nog zo flexibel is?
Het skelet bestaat voornamelijk uit
A
Kraakbeenweefsel
B
Botweefsel

Slide 19 - Quizvraag

welk weefsel bevat kalk en lijmstof?
A
kraakbeen
B
spier
C
gewricht
D
been

Slide 20 - Quizvraag

Wat is geen functie van het skelet?
A
Stevigheid
B
Vertering
C
Maken van rode bloedcellen
D
Zorgen voor de vorm van het lichaam

Slide 21 - Quizvraag

Welke functie van het skelet wordt hier omschreven: Zonder skelet zou je in elkaar zakken.
A
Stevigheid
B
Vorm
C
Beschermen
D
Bewegen

Slide 22 - Quizvraag

Wat zorgt ervoor dat jou wervelkolom schokken op kan vangen?
A
Door de lijmstof
B
Door de tussenwervelschijven
C
Door de dubbele S-vorm
D
Door B en C!

Slide 23 - Quizvraag

Huiswerk
Bestuderen 2.1 
(= aantekeningen maken met de begrippen)
Maken opdrachten 2.1 online 
(via Magister leermiddelen Nectar). 

Slide 24 - Tekstslide