5WWE: herhaling politiek en democratie

5WWE: herhaling politiek en democratie
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Sociale wetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

5WWE: herhaling politiek en democratie

Slide 1 - Tekstslide

Hoeveel kamers telt het federaal parlement?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 2 - Quizvraag

2 kamers
Volksvertegenwoordigers 
Senaat

Slide 3 - Tekstslide

Tweekamerstelsel =
A
checks and balances
B
trias politica
C
unicameralisme
D
bicameralisme

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel staatsmachten telt de scheiding der machten?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

3 staatsmachten
wetgevend
uitvoerend
rechterlijk

Slide 6 - Tekstslide

De vierde macht =
A
de koning
B
de president
C
de pers
D
de katholieke kerk

Slide 7 - Quizvraag

Uitvoerende macht wordt uitgevoerd door:
A
regering
B
senaat
C
parlement
D
volksvertegenwoordigers

Slide 8 - Quizvraag

Welke taak vervult een parlement NIET?
A
wetten uitvoeren
B
wetten stemmen
C
ministers controleren
D
wetten voorstellen

Slide 9 - Quizvraag

Wetten
Het parlement stelt wetten voor en keurt deze goed.
Het parlement controleert ook de ministers
De regering voert de wetten uit

Slide 10 - Tekstslide

Wie heeft het hoogste gezag in een democratie?
A
het volk
B
de regering
C
de koning
D
rechtbanken en gerechtshoven

Slide 11 - Quizvraag

De regering wordt geleid door een
A
premier
B
rechter
C
monarch
D
president

Slide 12 - Quizvraag

Een synoniem voor de premier is...
A
koning
B
staatssecretaris
C
eerste minister
D
president

Slide 13 - Quizvraag

Het staatshoofd van een republiek =
A
een premier
B
een koning
C
een president
D
een keizer

Slide 14 - Quizvraag

Demo-cratie
Komt uit het Grieks:
dèmos = volk
kratein = regeren, heersen

Slide 15 - Tekstslide

Wat hebben we niet in België
A
vertegenwoordigende democratie
B
deliberatieve democratie
C
representatieve democratie
D
indirecte democratie

Slide 16 - Quizvraag

Een referendum is een voorbeeld van een:
A
directe democratie
B
deliberatieve democratie
C
indirecte democratie
D
oligarchie

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN voorwaarde voor een rechtstaat
A
legaliteitsbeginsel
B
tweekamerstelsel
C
grondwet
D
scheiding der machten

Slide 18 - Quizvraag

Wie heeft het hoogste gezag in een theocratie?
A
de koning
B
rechtbanken en gerechtshoven
C
de plaatsvervanger van God op aarde
D
het volk

Slide 19 - Quizvraag

Theo-cratie
uit het Grieks
heerschappij van God

Slide 20 - Tekstslide

Als de macht in handen is van een kleine groep personen spreken we van:
A
oligarchie
B
democratie
C
theocratie
D
monarchie

Slide 21 - Quizvraag