In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Stijlfiguren
Laagland boek A, p. 53 - 55
Slide 1 - Tekstslide
Bestudeer paragraaf 2.1 op p. 53 van Laagland boek A. Beantwoord daarna de vraag.
Wat is het doel van stijlfiguren en beeldspraak in literaire teksten? Verwerk in je antwoord het begrip foregrounding.
Slide 2 - Open vraag
stijlfiguren
In het instructiefilmpje hiernaast worden alle stijlfiguren besproken.
Bekijk het filmpje en/of bestudeer paragraaf 2.2 (p. 53-55) uit Laagland boek A. Maak daarna de vragen op de volgende slides.
Let op: in Laagland komen minder stijlfiguren aan bod dan in het instructiefilmpje.
Slide 3 - Tekstslide
'De deuren rammelden, de vloeren kraakten en de sponningen om de ramen waren vermolmd.'
(uit: Tikkop, Adriaan van Dis)
A
repetitio
B
enumeratio
C
chiasme
D
parallellisme
Slide 4 - Quizvraag
(...) 'ik praat en het luistert als een oor aan een schelp, naar die suizende leegte, dat geluid zo ver en dichtbij tegelijk, zo overal (...)'
(Autistisch, Rutger Kopland)
A
ironie
B
paradox
C
litotes
D
repetitio
Slide 5 - Quizvraag
Mevrouw Van Drongelen zei: 'Ik zit niet direct op jouw commentaar te wachten.'
A
antithese
B
paradox
C
litotes
D
repetitio
Slide 6 - Quizvraag
Die dierenarts heeft vandaag haar poes laten inslapen.
A
ironie
B
eufemisme
C
pleonasme
D
tautologie
Slide 7 - Quizvraag
'De witte sneeuw wacht rustig op de hond die komt; hij wordt geel gemaakt.'
(www.drspee.nl)
A
pleonasme
B
tautologie
C
hyperbool
D
retorische vraag
Slide 8 - Quizvraag
Welke stijlfiguur herken je in de volgende strofe?
O, als ik dood zal, dood zal zijn kom dan en fluister, fluister iets liefs, mijn bleke ogen zal ik opslaan en ik zal niet verwonderd zijn. (J.H. Leopold)
Slide 9 - Open vraag
Welke twee stijlfiguren herken je in de volgende zin?
'Wie beschrijft de lengte van een ogenblik, wie beschrijft hoe lang vijftien, twintig minuten duren die men gedwongen wordt door te brengen met op zijn hurken rond te springen in een stolp van moorddadige hitte?'
(uit: Bezonken Rood, Jeroen Brouwers)
Slide 10 - Open vraag
Welke stijlfiguur herken je in de volgende strofe?
'Hij sprak en zeide In 't zaal zich wendend: Voorwel, o moeder Nooit keer ik weer...' (Geerten Gossaert)
Slide 11 - Open vraag
Welke stijlfiguur herken je in de volgende zin?
'My fellow Americans, ask not what your country can do for you, ask what you can do for your country.' (John F. Kennedy)
Slide 12 - Open vraag
Welke twee stijlfiguren herken je in de volgende zin?
'Slecht? Wat heet slecht? Laat mij je nou vertellen dat hij als acteur zo slecht is dat hij geeneens een slechte acteur kan spelen.' (Van Kooten en De Bie)
Slide 13 - Open vraag
litotes
retorische vraag
antithese
pleonasme
paradox
Zij steunde haar vriendin door dik en dun.
Hebben wij het hier niet geweldig?
Pas in de volte van de stad voel je de leegheid.
Dat lijkt me geen verstandig plan.
Deze zomer hadden wij de parasol wel nodig tegen de hete tropenzon.
Slide 14 - Sleepvraag
Bekijk het filmpje over pleonasme en tautologie van deze Vlaamse professor.
Hoeveel tautologieën
hoor je in de eerste
37 seconden? Noteer je antwoord op de volgende slide.
Slide 15 - Tekstslide
Hoeveel tautologieën hoor je in de eerste 37 seconden?
Slide 16 - Open vraag
Bekijk de afbeelding van Fokke en Sukke.
Welke stijlfiguur herken je in de tekst? Noteer je antwoord op de volgende slide.
Slide 17 - Tekstslide
Welke stijlfiguur herken je in de afbeelding van Fokke en Sukke?
Slide 18 - Open vraag
Bekijk nogmaals een filmpje van de Vlaamse professor, nu over hyperbolen en eufemismen.
Van welk woord is het woord eufemisme afgeleid? En wat betekent het? Noteer je antwoord op de volgende slide.
Slide 19 - Tekstslide
Van welk woord is het woord eufemisme afgeleid? En wat betekent het?
Slide 20 - Open vraag
Bekijk op de volgende slide een fragment uit de beroemde speech van dr. Martin Luther King.
Beantwoord daarna de volgende vragen op slide 26:
1. Welke stijlfiguur gebruikt King in dit stukje speech?
2. Wat is het effect van deze stijlfiguur.
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
1. Welke stijlfiguur gebruikt King in zijn speech?