Het oog

Bouw en werking van het Oog
LESDOELEN:
Je leert hoe het oog is opgebouwd
Je leert hoe het oog werkt:
--> pupilreflex
--> scherpstellen (accommoderen
--> werking van brillenglazen
--> werking netvlies
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare school

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Bouw en werking van het Oog
LESDOELEN:
Je leert hoe het oog is opgebouwd
Je leert hoe het oog werkt:
--> pupilreflex
--> scherpstellen (accommoderen
--> werking van brillenglazen
--> werking netvlies

Slide 1 - Tekstslide

Een lichtstraal valt op het oog.

Zet de onderstaande onderdelen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde: je kunt ze naar de juiste plaats slepen.

Lens
Hoornvlies
Glasachtig lichaam
Netvlies
Oogkamer

Slide 2 - Sleepvraag

Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies

Vangt lichtprikkels op
beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft
Q
R
S

Slide 3 - Sleepvraag

Licht:
Licht valt:

..... door hoornvlies, (pupil), ooglens en glasachtige lichaam

..... op het netvlies

Slide 4 - Tekstslide

hoornvlies
- bescherming
- licht doorlaten


Slide 5 - Tekstslide

Het hoornvlies is een deel van het 
Het licht wordt opgevangen door het
Het oog krijgt belangrijke stoffen via het 
harde oogvlies
netvlies
vaatvlies

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Tekstslide

Pupilreflex

Slide 8 - Tekstslide

Hoe heet de middelste laag van de wand van een oog?
A
Het harde oogvlies
B
Het netvlies
C
Het vaatvlies

Slide 9 - Quizvraag

Bij veel licht is de pupil......?
A
Groot
B
Klein
C
Licht heeft geen invloed op pupil

Slide 10 - Quizvraag

In welke laag liggen de zintuigcellen van een oog?
A
In het vaatvlies
B
In het netvlies
C
In het harde oogvlies

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Ooglens:
Afstand ooglens en netvlies = ± 17 mm 
--> Beeldafstand is constant (b)
Accomoderen - lens platter of boller maken
--> Brandpuntafstand aanpassen (f)

Kringspiertjes rond de ooglens
(straalvormig lichaam)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Accomoderen

Slide 15 - Tekstslide

Bijziend
Veraf niet goed zien door:
  • te lange oogbol: netvlies ligt achter brandpunt
  • ooglenzen die in rusttoestand niet plat genoeg zijn

Corrigeren met negatieve(holle) lens 


Slide 16 - Tekstslide

Verziend
Dichtbij niet goed zien door:
  • te korte oogbol: netvlies ligt voor brandpunt
  • ooglenzen die in maximaal geaccomodeerde toestand niet bol genoeg zijn

Corrigeren met positieve (bolle) lens

Slide 17 - Tekstslide

Wat is constant in het oog?
A
brandpuntafstand
B
beeldafstand
C
voorwerpafstand
D
afstand lens en hoornvlies

Slide 18 - Quizvraag

Als de kringspieren in het straalvormig lichaam zich samentrekken, wordt de lens boller.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het probleem als je bijziend bent?
A
lens wordt niet plat genoeg
B
lens wordt niet bol genoeg
C
brandpunt ligt voor het netvlies
D
je kunt dichtbij niet goed zien

Slide 20 - Quizvraag

Wat voor lens heb je nodig als je bijziend bent?
A
negatief
B
positief

Slide 21 - Quizvraag

Als je verziend bent kun je.......?
A
in de verte scherp zien
B
dichtbij scherp zien
C
kleuren niet goed zien
D
in het donker niet goed zien

Slide 22 - Quizvraag

Ouderdom
  • Ooglens is minder elastisch
  • Verziende ogen
  • Dichtbij slecht zien
  • Positieve lens nodig
  • + brillenglazen

Slide 23 - Tekstslide

Oudere mensen die niet goed kunnen lezen zijn.......
A
Bijziend
B
Nachtblind
C
Kleurenblind
D
Verziend

Slide 24 - Quizvraag

Netvlies:
  • Veel zintuigcellen: kegeltjes en staafjes
  • impulsen gaan naar de hersenen via de oogzenuw 
  • Blinde vlek/Gele vlek

Slide 25 - Tekstslide

Gele vlek:
alleen maar kegeltjes

Blinde vlek:
geen staafjes en kegeltjes

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Benoem de verschillende onderdelen van het netvlies.
uitloper zenuwcel
staafje
kegeltje
zenuwcel
blinde vlek
oogzenuw
gele vlek

Slide 28 - Sleepvraag

Staafjes
Kegeltjes
waarnemen van kleuren
waarnemen licht-donker
vooral in gele vlek
vooral aan randen netvlies
lage drempelwaarde
hoge drempelwaarde
geschikt voor scherp zien
niet zo geschikt voor scherp zien

Slide 29 - Sleepvraag

Leerdoelen
  1. Je kunt de pupilreflex beschrijven
  2. Je kunt de bouw en werking van het netvlies toelichten
  3. Je kunt uitleggen hoe 2 ogen er samen voor zorgen dat we diepte kunnen zien (stereoscopie)

Slide 30 - Tekstslide


Het oog

Slide 31 - Tekstslide

Leerdoel 1
Je kunt de pupilreflex beschrijven

Slide 32 - Tekstslide

Welke spieren trekken samen bij het kleiner maken van de pupil?
A
Kringspieren
B
Straalsgewijs lopende spieren

Slide 33 - Quizvraag

Hoe verloopt de pupilreflexboog?
timer
0:30
A
Zintuigcellen - gevoelszenuw - hersenstam - bewegingszenuw - Irisspiertjes
B
Zintuigcellen - bewegingsszenuw - hersenstam - gevoelszenuw - Irisspiertjes
C
Zintuigcellen - bewegingsszenuw - grote hersenen - gevoelszenuw - Irisspiertjes
D
Zintuigcellen - gevoelszenuw - grote hersenen - bewegingszenuw - Irisspiertjes

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

Leerdoel 2
Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Welke van de 2 lichtreceptoren zullen niet goed werken bij kleurenblinde mensen?
A
Staafjes
B
Kegeltjes

Slide 38 - Quizvraag

Leerdoel 3
Je kunt uitleggen hoe 2 ogen er samen voor zorgen dat we diepte kunnen zien (stereoscopie)

Slide 39 - Tekstslide

Stereoscopie
  • De impulsen worden via je oogzenuw naar het gezichtscentrum in de hersenen geleidt. 
  • De oogzenuwen van beide ogen kruisen elkaar midden in de hersenen. Dit noemen we het optisch chiasma. 
  • De informatie van je rechteroog gaat naar je linkergezichtscentrum en vice versa
  • Omdat je 2 ogen hebt krijgen je hersenen 2 verschillende beelden binnen
  • Het verschil tussen de beelden gebruiken je hersenen om diepte te zien
  • Je hebt dus 2 ogen nodig om goed diepte te kunnen inschatten

Slide 40 - Tekstslide

Zelfstandig werken
- Maken: T6 B2 tenminste online maken opdr. 8, 10, 14, 18, 19, 21

- Al klaar? Mag je verder met T6 B3: tenminste online maken opdr. 24, 25, 26, 28

Slide 41 - Tekstslide

Bibliotheektijd
Lezen blz. 80
timer
2:00

Slide 42 - Tekstslide