Carnaval
1 / 22
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Carnaval
Waar denk je dan aan?
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Tekstslide
Wanneer is het carnaval?
A
3 - 5 maart
B
2-4 maart
C
4-6 maart
D
5-7 maart
Slide 8 - Quizvraag
Waar in Nederland viert men carnaval?
A
In het zuiden van Nederland
B
In het noorden van Nederland
C
In het oosten van Nederland
D
In het midden van Nederland
Slide 9 - Quizvraag
Waarom viert men carnaval?
A
Het is een feest vóór
de vastenperiode.
B
Het is de vastenperiode voor Pasen.
C
Het is om verboden dingen te mogen doen.
D
Het is een viering na de Kerst.
Slide 10 - Quizvraag
Wat zou 'carnaval' kunnen betekenen?
A
Vaarwel drank
B
Vaarwel vrienden
C
Vaarwel vlees
D
Vaarwel werk
Slide 11 - Quizvraag
wat zijn de kleuren van carnaval
A
rood-geel-groen
B
groen-geel-oranje
C
geel-rood-groen
D
geel-blauw-rood
Slide 12 - Quizvraag
Hoe noemt men de dag nadat carnaval geëindigd is?
Slide 13 - Open vraag
hoe noem je die wagens met carnaval
A
praalwagens
B
carnavalswagens
C
personenwagen
D
confettiwagen
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Hoe noemen we deze persoon?
A
Vorst
B
Koning
C
Keizer
D
Prins
Slide 17 - Quizvraag
wanneer begint het carnavalseizoen
A
11 december
B
11 november
C
11 oktober
D
11 maart
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de groet /uitroep die
tijdens Carnaval gebruikt
wordt?
Slide 19 - Open vraag
Heb jij wel eens carnaval gevierd?
A
Ja
B
Nee
