VR 27 MRT - ZGT3D - GRAMMAR 8+9

Welkom bij deze les!
We kijken samen naar grammar 8 + 9


H E R H A L I N G
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij deze les!
We kijken samen naar grammar 8 + 9


H E R H A L I N G

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
Grammar 8 | Passive (lijdende vorm)
Passive oefenen
Grammar 9 | Both, either, neither, all, each, every, none
Grammar 9 oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling grammar 8
Passive (lijdende vorm)

Slide 3 - Tekstslide

Zuivelhoeve makes this yoghurt



This yoghurt is made by Zuivelhoeve


Slide 4 - Tekstslide

Passive =

 
onbekend of niet belangrijk

wie de persoon is,


WEL wat hij/zij doet

Slide 5 - Tekstslide

Active / passive?
She is reading the newspaper now.
A
active
B
passive

Slide 6 - Quizvraag

Active / passive?
These cars are produced in Japan.
A
active
B
passive

Slide 7 - Quizvraag

Active / passive?
Alan teaches geography.
A
active
B
passive

Slide 8 - Quizvraag

Active / passive?
Lots of houses were destroyed by the earthquake in 1906.
A
active
B
passive

Slide 9 - Quizvraag

Hoe maak je een passieve zin?

Slide 10 - Tekstslide

2 steps:

1 object (lijdende vorm) wordt subject (onderwerp)


2 werkwoord to be + voltooid deelwoord


ww              betekenis

to be           zijn, worden




Slide 11 - Tekstslide













                                                                        *klik hier voor dit losse overzicht

Slide 12 - Tekstslide

2 steps:


1 object (lijdende of meewerkende vorm) wordt subject (onderwerp)


2 werkwoord to be + voltooid deelwoord

1 Maybelline makes this mascara

(passive: niet belangrijk wie maar wat er wordt gemaakt)

This mascara....


2 werkwoord  = makes  = tegenwoordige tijd/present simple:

--> to be:    is

--> makes: made


This mascara is made by Maybelline

Slide 13 - Tekstslide

2 steps:


1 object (lijdende of meewerkende vorm) wordt subject (onderwerp)


2 werkwoord to be + voltooid deelwoord

1 I opened all the windows in the kitchen.

(passive: niet belangrijk wie maar wat er wordt geopend)

All the windows ....

2 werkwoord  = opened = 

verleden tijd/past simple:

--> to be:  were (windows=meervoud)

--> opened: opened

All the windows were opened in the kitchen by me.

Slide 14 - Tekstslide

The man occupied the couch



?

Slide 15 - Tekstslide

The man occupied the couch


The couch ...

Slide 16 - Tekstslide

The man occupied the couch


The couch was occupied ...


Slide 17 - Tekstslide

The man occupied the couch


The couch was occupied

by the man


Slide 18 - Tekstslide

The man occupied the couch


The couch was occupied

by the man


Slide 19 - Tekstslide

Maak Passief:
He gave her flowers and a box of chocolates.

Slide 20 - Open vraag

Maak Passief:
Germany will win the World Cup in 2020.

Slide 21 - Open vraag

Maak Passief:
The thief stole all of my expensive necklaces

Slide 22 - Open vraag

Maak Passief:
He is selling the stolen televisions for £400 each.

Slide 23 - Open vraag

Maak Passief:
All the witnesses described the same person.

Slide 24 - Open vraag

The biker demolished

the bike

The bike was demolished

by the biker





Dus het gaat er niet om of iemand

passief is of actief is

 maar WAT gebeurt er en niet door WIE.

Slide 25 - Tekstslide

Deze les:
Grammar 8 | Passive (lijdende vorm)
Passive oefenen
Grammar 9 | Both, either, neither, all, each, every, none
Grammar 9 oefenen

Slide 26 - Tekstslide

Lees onderstaand overzichtje uit je boek door / TB blz. 47

Slide 27 - Tekstslide

Both (beide)                                           meervoud
          Either (elk van beide)                         enkelvoud          
Neither (geen van beide)                 enkelvoud
Gebruik: Bij twee personen, dieren of dingen
Both elements have to be included.
Both, either, neither, all, each, every, none
They can pick either story.
Neither watch is for sale.
2

Slide 28 - Tekstslide

Each (elke)                       enkelvoud

Gebruik: Twee of meer personen, dieren of dingen
He has a small tattoo on each arm.
Both, either, neither, all, each, every, none
Each year fewer cars are stolen in Britain.
2>

Slide 29 - Tekstslide

All (alle)                
Every (iedere/elke)      
None (geen/niet een) 
Gebruik: Meerdere personen, dieren of dingen
All the children in my class are from the same city.
Both, either, neither, all, each, every, none
None of the dogs in the animal shelter looked really cuddly.
He knows every song on this record.

Slide 30 - Tekstslide

Let op! Vaak kun je zowel each als every gebruiken.

Every student was allowed to come tot he school dance.
Both, either, neither, all, each, every, none
Each bedroom has a separate bathroom.
Each                       individuele dingen

Every                      nadruk op het geheel

Slide 31 - Tekstslide

Je gaat nu gezamelijk oefenen!

Slide 32 - Tekstslide

1 ____ Ellie and Nicolas wanted to sit in the front.
2 We passed ____ our courses.
3 You must believe ____ story; they are both ridiculous.
4 ____ time I have to go outside, it's raining.
5 ____ of us wanted to go first.
6 There are trees on ____ side of the river.
7 ____ suspect received a different sentence.
either
all
neither
every
each
none
both

Slide 33 - Sleepvraag