Samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen
Vandaag leer je wat samengestelde zinnen zijn, wat hoofdzin en bijzin is.
Je weet ook wat nevenschikkend of onderschikkend is.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen
Vandaag leer je wat samengestelde zinnen zijn, wat hoofdzin en bijzin is.
Je weet ook wat nevenschikkend of onderschikkend is.

Slide 1 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Enkelvoudige zinnen hebben één persoonsvorm. 
Samengestelde zinnen hebben er twee of meer! 

In samengestelde zinnen vind je slechts één persoonsvorm als je de zin vragend maakt. Verander dus de tijd: de woorden die (kunnen) veranderen zijn de persoonsvormen.
LEES HIERVOOR DE HELE ZIN OP IN TWEE VERSCHILLENDE TIJDEN

We bekijken er eentje samen.

Slide 2 - Tekstslide

Hij geeft op dinsdag, woensdag en donderdag les en in het weekend probeer ik te studeren.

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin?

Slide 3 - Open vraag

Hij geeft op donderdag les en in het weekend probeer ik te studeren.
Persoonsvormen : geeft    -  probeer

LET OP: elke persoonsvorm heeft een eigen onderwerp bij zich:

geeft - wie/wat geeft?  HIJ
probeer - wie/wat probeer? IK

Slide 4 - Tekstslide

Wilma ging naar huis omdat ze moe was.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 5 - Quizvraag

De winkel op de hoek van de Hoogstraat is gisteren geopend.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 6 - Quizvraag

Wil je die tas met boeken op tafel neerzetten?
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 7 - Quizvraag

Hoofd- en bijzinnen


Hoofdzin: 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan.
  3. De persoonsvorm staat in de hoofdzin vooraan (op de 1e of 2e plaats).
Bij samengestelde zinnen kun je onderscheid maken in hoofd- en bijzinnen.

Slide 8 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofdzinnen en bijzinnen: 
  • Als er tussen persoonsvorm en onderwerp een woord (bijvoorbeeld 'niet') kán staan, dan is dat een bijzin. 
  • In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achteraan.
  • Kan dit niet, dan is het een hoofdzin. 
  • Een hoofdzin kan zelfstandig voorkomen.

Slide 9 - Tekstslide

          VRAGEN

Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Slide 10 - Tekstslide

Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 11 - Quizvraag

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 12 - Quizvraag

Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 13 - Quizvraag

Volgende les:
Nevenschikking en onderschikking zijn begrippen die gebruikt worden om de relatie tussen delen van samengestelde zinnen te beschrijven.

Nevenschikking: de zinnen zijn gelijkwaardig
Onderschikking: de zinnen zijn niet gelijkwaardig
Nevenschikking en onderschikking

Slide 14 - Tekstslide

Volgende les:
Bij een nevenschikking (ns) bestaat de samengestelde zin uit (minstens) twee hoofdzinnen -> zin 1 {hz} + {hz} of uit een hoofdzin met twee bijzinnen -> zin 2 {hz + (bz) + (bz)}. 

  1. {Ik koop geen cd's}, want {ik gebruik altijd mijn iPod}. 
  2. {Weet je al (of je vanavond meegaat naar de film) of (dat je liever thuisblijft)}? 
Nevenschikking en onderschikking

Slide 15 - Tekstslide

Volgende les:
Bij een onderschikking (os) bestaat de samengestelde zin uit een hoofdzin met een bijzin erin. Bijzin kan vooraan staan (zin 1: {(bz) + hz} en achteraan in de zin -> zin 2 {hz + (bz)}. 

  1. {(Omdat ik altijd mijn iPod gebruik), koop ik geen cd's}.
  2. {ik koop geen cd's, (omdat ik altijd mijn iPod gebruik)}. 
Nevenschikking en onderschikking

Slide 16 - Tekstslide

Volgende les:
3. Wilt u de contactpersoon bellen, zodra u in Italië geland bent? 


Nevenschikking en onderschikking

Slide 17 - Tekstslide

Volgende les:
3. Wilt u de contactpersoon bellen, zodra u in Italië geland bent


Nevenschikking en onderschikking

Slide 18 - Tekstslide

Volgende les:
3. Wilt u de contactpersoon bellen, zodra u in Italië geland bent

{hoofdzin + (bijzin)}
Nevenschikking en onderschikking

Slide 19 - Tekstslide

Volgende les:
3. Wilt u de contactpersoon bellen, zodra u in Italië geland bent

{hoofdzin + (bijzin)} = onderschikkend (os)
Nevenschikking en onderschikking

Slide 20 - Tekstslide

Hoe is de zin opgebouwd?
'Ik moest kloppen, want de bel doet het niet'
A
Hoofdzin - hoofdzin
B
Hoofdzin - bijzin
C
Bijzin - hoofdzin
D
Bijzin - bijzin

Slide 21 - Quizvraag

Is er sprake van nevenschikking of onderschikking?
'Ik moest kloppen, want de bel doet het niet'
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 22 - Quizvraag

Hoe is de zin opgebouwd?
'Ik wil niet dat de vakantie naar Spanje niet doorgaat'
A
Hoofdzin - hoofdzin
B
Hoofdzin - bijzin
C
Bijzin - hoofdzin
D
Bijzin - bijzin

Slide 23 - Quizvraag

Is er sprake van nevenschikking of onderschikking?
'Ik wil niet dat de vakantie naar Spanje niet doorgaat'
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 24 - Quizvraag

Opdrachten maken
* cursus 5 grammatica par. 9 (blz. 223)
* opdrachten 1 t/m 4
Agenda:
Maandag 22 januari: leren cursus 4, par 2, 3, 5 en 8

Slide 25 - Tekstslide