Democratisering van Nederland | Oude examenopdrachten | H1

Examenopdrachten 
HISTORISCH OVERZICHT EN STAATSINRICHTING VANAF 1848 

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Examenopdrachten 
HISTORISCH OVERZICHT EN STAATSINRICHTING VANAF 1848 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de bron.

De gebeurtenis op de tekening leidde tot een politieke verandering in
Nederland in 1848.
Welke politieke verandering wordt bedoeld?
A
Het afschaffen van de constitutionele monarchie
B
aftreden van koning Willem II
C
invoeren van een nieuwe grondwet
D
oprichten van politieke partijen

Slide 2 - Quizvraag

Examen 2021, tijdvak 1
Gebruik de bron.

Deze brief werd geschreven naar aanleiding van de ‘Luxemburgse
kwestie’.
Wat heeft de koning toen gedaan om te proberen zijn macht te behouden?
A
Hij heeft de ministers hun ontslag laten indienen.
B
Hij heeft de opdracht gegeven om de grondwet te wijzigen.
C
Hij heeft de Tweede Kamer laten ontbinden.
D
Hij heeft het parlement het budgetrecht afgenomen.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de bron.

De Tweede Kamer maakte tijdens deze vergadering gebruik van twee
verschillende rechten.
> Noem deze twee rechten.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In verschillende Nederlandse steden staat een standbeeld van de
politicus Thorbecke. Ook zijn er straten, parken en scholen naar hem
vernoemd. Hij was blijkbaar een belangrijk politicus.
> Geef een historische reden waarom Thorbecke nog steeds als een
belangrijk politicus wordt gezien.

Slide 5 - Open vraag

2021, tijdvak 2
Gebruik de bron.

In de nieuwe Grondwet van 1848 stonden grondrechten waardoor het
mogelijk werd om bisschoppen te benoemen.
> Noem een van deze grondrechten.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Luxemburgse Kwestie was het parlement het niet eens met de
regering. Het parlement dwong de ministers tot aftreden, maar nam geen
maatregelen tegen de koning.
> Geef een politieke reden waarom het parlement volgens de Grondwet
van 1848 geen maatregelen nam tegen de koning.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de bron.

De toespraak is gehouden met de bedoeling het kiesrecht aan te passen.
Welke aanpassing wordt bedoeld?
de invoering van het..
A
actief kiesrecht
B
algemeen kiesrecht
C
caoutchouc-artikel
D
passief kiesrecht

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1848 werd de grondwet veranderd. In deze nieuwe grondwet zijn veranderingen opgenomen in de manier waarop de Tweede Kamer werd gekozen.
> Welke politieke stroming stelde deze veranderingen voor?
> Noem één van die veranderingen in de manier waarop de Tweede
Kamer werd gekozen.

Doe het zo: de politieke stroming die de veranderingen voorstelde: … één van de veranderingen: …

Slide 9 - Open vraag

2021, tijdvak 3
Vanaf 1848 wordt jaarlijks een troonrede voorgelezen aan de
Staten-Generaal.
Wie is politiek verantwoordelijk voor de inhoud van de troonrede?
A
de Eerste Kamer
B
de koning
C
ministers
D
de Tweede Kamer

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1854 nam de Tweede Kamer een wetsvoorstel voor betere en gezondere woningen niet aan.
In 1901 werd een vergelijkbaar wetsvoorstel wél aangenomen. Een mogelijke verklaring voor de veranderde houding van de Tweede Kamer komt door het Caoutchouc-artikel.

> Leg uit dat door de invoering van het Caoutchouc-artikel de kans groter was geworden dat dit wetsvoorstel later wél aangenomen werd.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Nederlandse Grondwet van 1848 werd het volgende artikel
opgenomen: de Koning is onschendbaar.
Wat betekent ‘de Koning is onschendbaar’ in de praktijk?
A
De koning heeft de bevoegdheid om zelfstandig politieke beslissingen te nemen.
B
De koning moet aftreden als hij het vertrouwen van het parlement verliest.
C
De ministers zijn politiek verantwoordelijk voor de uitspraken en het gedrag van de koning.
D
Het kabinet bepaalt welk personeel de koning voor zijn huishouden mag aannemen.

Slide 12 - Quizvraag

2019, tijdvak 1
Gebruik de bron.

In welk jaar heeft koning Willem II de opdracht uit de bron gegeven?

Slide 13 - Open vraag

2019, tijdvak 2
Gebruik de bron.
De vrouw van koning Willem II geeft hem een compliment. Zij doet net
alsof hij uit zichzelf het initiatief genomen heeft om de grondwet te
wijzigen. Een historica is het oneens met het compliment. Zij vindt dat Willem II
gedwongen werd om de grondwet te wijzigen.
> Geef een argument waarom volgens de historica Willem II gedwongen
werd om de grondwet te wijzigen.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1849 overleed koning Willem II. Zijn zoon was het niet eens met de
inhoud van de nieuwe Grondwet die zijn vader had laten opstellen.
Daarom twijfelde hij of hij zijn vader wel wilde opvolgen als koning.
> Geef een politieke reden voor zijn twijfel.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1887 werd op verzoek van de Tweede Kamer een groot onderzoek
gedaan naar de ‘sociale kwestie’. Hierbij maakte de Tweede Kamer
gebruik van een recht.
Welk recht wordt bedoeld?
A
recht van amendement
B
recht van budget
C
recht van enquête
D
recht van initiatief

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de bron.
Een grondwetswijziging kent verschillende fases. De uitspraken uit de
bron passen bij die fases.
> Zet de uitspraken in de juiste volgorde, van de eerste fase naar de
laatste fase.
Doe het zo:
Eerst …, dan … en ten slotte … (vul nummers in).

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de bron.

De uitspraken gaan over een verandering in de grondwet.
> Welke verandering wordt bedoeld?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder staat een omschrijving van een persoon:
Hij streed voor de emancipatie van de eenvoudige burgers, die volgens hem nog écht protestant waren. Voor deze mensen stichtte hij een protestantse universiteit. Ook richtte hij een protestantse krant en een protestantse politieke partij op.
> Wat is de naam van de persoon die wordt omschreven?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het oprichten van een protestantse universiteit, een protestantse krant en een protestantse politieke partij passen bij een maatschappelijk verschijnsel.

Welk maatschappelijk verschijnsel wordt bedoeld?
A
pacificatie
B
poldermodel
C
secularisatie
D
verzuiling

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tussen 1870 en 1920 ontstaan er vrouwenorganisaties die strijden voor gelijke politieke rechten.
> Onder welke naam staat deze periode van strijd voor gelijke vrouwenrechten bekend?
> Geef een voorbeeld van een politiek recht waar toen door de vrouwenbeweging voor werd gestreden.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de bron.
De bron gaat over de oprichting van een politieke partij.
> Wat is de naam van deze politieke partij?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder staat een omschrijving van een bevolkingsgroep die zich emancipeerde:

Al vanaf het begin van de negentiende eeuw waren zij, net als de andere burgers in Nederland, gelijk voor de wet. Toch werden zij in het protestantse Nederland als tweederangsburgers gezien. Lange tijd
hebben zij, onder leiding van Schaepman, gestreden voor een betere
positie in de maatschappij.

Welke bevolkingsgroep wordt bedoeld?
A
arbeiders
B
kleine luyden
C
liberalen
D
rooms-katholieken

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de bron.

In de bron wordt gesproken van ‘maatschappelijke welstand en
geschiktheid’.
> Geef een voorbeeld van ‘maatschappelijke welstand en geschiktheid’.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de bron.

De ideeën van de persoon die beschreven wordt, passen bij de uitgangspunten van een organisatie.
> Welke organisatie wordt bedoeld?
A
de Anti-Revolutionaire Partij
B
de Liberale Unie
C
de Sociaal Democratische Arbeiders Partij
D
de Vrije Vrouwenvereeniging

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de tweede helft van de negentiende eeuw waren er in Nederland veel krotwoningen. De Woningwet van 1901 moest daar een einde aan maken. Hieronder staan drie ontwikkelingen die geleid hebben tot de Woningwet van 1901:
1 ontstaan van de sociale kwestie
2 opkomst van de industrie
3 snelle verstedelijking
Wat is de juiste volgorde van deze ontwikkelingen?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder staan twee beweringen die worden gebruikt als argumenten tegen een bepaald kiesstelsel:
1 De confessionele partijen behalen in 1905 en in 1913 de meeste stemmen, maar krijgen toch niet de meeste zetels in de Tweede Kamer.
2 Een liberale kandidaat heeft in het rooms-katholieke Limburg geen enkele kans om in de Tweede Kamer te komen.
> Tegen welk kiesstelsel zijn de argumenten gericht?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1848 werd de grondwet veranderd. In deze nieuwe grondwet zijn veranderingen opgenomen in de manier waarop de Tweede Kamer werd gekozen.
>Welke politieke stroming stelde deze veranderingen voor?
>Noem één van die veranderingen in de manier waarop de Tweede Kamer werd gekozen.

Doe het zo: de politieke stroming die de veranderingen voorstelde: … één van de veranderingen: …

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1854 nam de Tweede Kamer een wetsvoorstel voor betere en gezondere woningen niet aan. In 1901 werd een vergelijkbaar wetsvoorstel wél aangenomen. Een mogelijke verklaring voor de veranderde houding van de Tweede Kamer komt door het Caoutchouc-artikel.
> Leg uit dat door de invoering van het Caoutchouc-artikel de kans groter was geworden dat dit wetsvoorstel later wél aangenomen werd.
Doe dat door eerst aan te geven wat in het Caoutchouc-artikel werd geregeld en daarna een reden te geven waardoor het Caoutchouc-artikel de kans vergrootte dat het wetsvoorstel werd aangenomen.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1874 werd in Nederland een belangrijke wet aangenomen. Het was voortaan verboden om kinderen onder de twaalf jaar in fabrieken te laten werken. Het voorstel voor deze wet was ingediend door een lid van de Tweede Kamer.
> Onder welke naam is deze wet bekend geworden? En van welk recht maakte het Tweede Kamerlid gebruik toen hij zijn voorstel indiende?
Doe het zo: naam van de wet: …
recht van het Tweede Kamerlid: …

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1886-1887 vond een groot onderzoek plaats naar de arbeidsomstandigheden in Nederlandse fabrieken. Tijdens dit onderzoek werden getuigen onder ede gehoord door enkele Kamerleden.
> Hoe heet het recht waar de Kamerleden gebruik van maakten?

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de bron.

Noem de naam van de politieke partij die deze zin in het partijprogramma
had staan.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Rond 1900 waren protestanten en rooms-katholieken in Nederland het vaak met elkaar oneens. Toch gingen beide stromingen op politiek gebied steeds meer met elkaar samenwerken.
> Noem één politiek doel dat beide stromingen met de samenwerking
wilden bereiken.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een beschrijving van een persoon:
Zij was een van de eerste vrouwen in Nederland die zich inzette voor vrouwenkiesrecht. Zij richtte onder andere de Vrije Vrouwen Vereeniging op en werkte samen met Aletta Jacobs in de Vereeniging voor
Vrouwenkiesrecht. In 1969 wordt de vrouwenbeweging ‘Dolle Mina’ naar haar vernoemd.
> Over wie gaat het in deze beschrijving?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1887 werd op verzoek van de Tweede Kamer een groot onderzoek gedaan naar de ‘sociale kwestie’. Hierbij maakte de Tweede Kamer gebruik van een recht.
Welk recht wordt bedoeld?
A
het recht van amendement
B
het recht van budget
C
het recht van enquête
D
het recht van initiatief

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In 1874 werd het Kinderwetje van Van Houten aangenomen in de Tweede Kamer. Ook liberale Kamerleden hadden vóór de wet gestemd. Dat is opmerkelijk, omdat dit niet past bij de politieke opvattingen van liberalen over de rol van de overheid, bijvoorbeeld bij de invoering van sociale
wetten.
> Welke rol moest de overheid volgens veel liberalen spelen?

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tussen 1850 en 1920 werden, naast het Kinderwetje, nog verschillende andere sociale wetten aangenomen en ingevoerd.
> Noem twee voorbeelden van deze sociale wetten.

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies