Beleid en innovatie (subsidieaanvraag)

Leerpad 3
Beleid en innovatie
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
Moderne mediaHBOStudiejaar 3

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Leerpad 3
Beleid en innovatie

Slide 1 - Tekstslide

Introductie
Dit leerpad is onderdeel van de vakverdieping Kind en Digitale Wereld door Hogeschool Leiden. Studenten volgen het leerpad thuis en doen verwerkingsopdrachten in samenwerkingsverband op school.
Dit leerpad gaat over beleid en innovatie met betrekking tot technologie in het onderwijs. Technologische ontwikkelingen vragen om een goed beleid. Een ICT-beleidsplan is de vertaling van je onderwijsvisie met betrekking tot ICT-gebruik. Wat betekent het invoeren van zelfstandig en gedifferentieerd werken door leerlingen bijvoorbeeld voor de ICT-strategie van de school? En hoe integreer je ICT op een logische manier in je schoolplan?

Het volgen van dit leerpad duurt ongeveer een uur.

Slide 2 - Tekstslide

Innovatietheorie van Rogers
Om te weten of een het invoeren van nieuwe technologie zal slagen moet je de gebruikers kennen. Je moet weten of er draagvlak is binnen de organisatie. Hoe zit dat in jouw school? Bekijk de video van Don Zuiderman.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke van onderstaande karakters helpen volgens de innovatietheorie van Rogers bij de eerste fase van een innovatietraject op school? Kies de juiste karakters.
A
Late majority
B
Innovators
C
Early adopters
D
Early majority

Slide 5 - Quizvraag

Hypecycle van Gartner









Hype Cycle van Gartner vertaald naar belevingsfasen van innovaties

Slide 6 - Tekstslide

De hype cycle brengt in kaart hoe een nieuwe technologie de hele cyclus doorloopt van belofte tot geaccepteerd product. Daarbij is er halverwege het traject altijd sprake van een tijdelijke, maar soms forse, terugval.

Wat de toekomst allemaal in petto heeft, dat zien we in de ‘Hype Cycle for Emerging Technologies’, een verwachtingsmatrix van het doorbreken van nieuwe technologieën. De matrix helpt bedrijven bij het identificeren van voor hen belangrijke opkomende technologieën, welke worden afgezet tegen de verwachtingen en hoelang het zal duren voordat ze realiteit zijn. De vraag is wanneer je als school instapt op een nieuwe ontwikkeling.


Opdracht

Leeswijzer
Lees pagina's 3 t/m 6 en 119 t/m 121 goed door.

Slide 7 - Tekstslide




Beschrijf de hypecircle met betrekking tot de opkomst van het Smartbooard. Gebruik het internet om de ontwikkeling in kaart te kunnen brengen.

Slide 8 - Open vraag

Wat is een Arduino / Raspberry Pi en wat leer je er mee?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Vier in balans


Bouwstenen
De randvoorwaarden, oftewel bouwstenen, van het Vier in balans-model zijn visie, deskundigheid, inhoud en toepassing en infrastructuur. Wanneer deze bouwstenen op elkaar aansluiten zal ICT ondersteunend werken en sluit het aan bij de onderwijsvisie.
Op basis van wetenschappelijk onderzoek weten we steeds beter op welke manier het gebruik van ict leidt tot de beoogde opbrengsten. Door ict in te zetten op een manier die aansluit bij de didactiek, ondersteunt het leerlingen in hun leren. Binnen het secundaire proces (het organiseren van het onderwijs) zorgt ict ervoor dat scholen de informatie hebben om processen efficiënter in te richten. Ook kan ict worden ingezet om de transparantie te verbeteren voor ouders in samenleving.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Beschrijf per bouwsteen hoe deze aansluiting er wel of niet is bij jouw stageschool.

Slide 13 - Open vraag

ICT-modellen
In Nederlandse woordenboeken wordt innovatie omschreven als “het invoeren van iets nieuws”. Daarmee zijn twee belangrijke componenten van innovatie gegeven: het gaat om iets nieuws, dat ook nog eens moet worden ingevoerd. Beschouwen we innovatie vooral binnen het onderwijs, dan kunnen we onderwijsinnovatie omschrijven als het bewust toepassen van nieuwe leermaterialen, hulpmiddelen, didactische methoden en organisatie- en aansturingsmodellen teneinde onderwijsleerprocessen op enig aspect te verbeteren.

Slide 14 - Tekstslide

ICT is geen doel op zichzelf, maar een middel voor het vernieuwen van onderwijs, onderwijs dat zal moeten voldoen aan een visie over hoe onderwijs moet zijn. Zo’n visie wordt ontwikkeld op basis van kennis over vroeger en hedendaags onderwijs, en op grond van ontwikkelingen in de maatschappij, waarvoor het onderwijs moet opvoeden en opleiden. Onderwijsmodellen liggen hieraan vaak ten grondslag. We nemen een aantal belangrijke onderwijsmodellen door.

Studiewijzer
TPACK, SAMR en Taxonomie van Bloom zijn onderwerpen die van belang zijn voor de afronding.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

TPACK
TPACK is een model van Punya Mishra en Matthew Koehler. Deze twee onderzoekers beschrijven welke kennis leraren nodig hebben om ict in hun onderwijs in te passen.

Het TPACK-model bestaat uit drie basiscomponenten:

  • vakinhoudelijke kennis (Content Knowledge, CK)
  • didactische kennis (Pedagogical Knowledge, PK)
  • technologische kennis (Technological Knowledge, TK)

Slide 17 - Tekstslide

Het TPACK- model is er om docenten te helpen keuzes te maken bij de inzet van ICT en tegelijkertijd kritisch na te laten denken over de kennis die zij al hebben en de kennis die zij nog moeten verwerven. TPACK is een uitvloeisel van wat vroeger PCK (Schulman, 1986) heette. Schulman ging er van uit dat een goede docent vakinhouden en didactiek integreert. Bij TPACK is de technologie erbij gekomen en die behelst meer dan alleen ICT. Hier gaat het ook om andere moderne media. Doordat deze ontwikkelingen in zo’n hoog tempo plaatsvonden en nog steeds plaatsvinden is het belangrijk de technologie als aparte component in het model op te nemen.


Slide 18 - Tekstslide

De basiscomponenten van TPACK-model zijn vakinhoudelijke kennis, didactische kennis en technologische kennis. Wanneer deze deels geïntegreerd worden krijg je de volgende componenten: technologische, didactische kennis (TPK), technologische, vakinhoudelijke kennis (TCK) en didactische, vakinhoudelijke kennis (PCK) (Zie figuur 1) In het midden van het model vindt de integratie plaats van alle drie de componenten: Technological, Pedagogical and Content Knowledge. De buitenste cirkel stelt de leerrijke context voor.
Om een beter begrip te krijgen van de diverse termen, bekijk de video waarin het model wordt uitgelegd.

Opdracht
Bekijk de video's en beantwoord de vraag.

Studiewijzer
Hoe zorg je voor verbinding tussen de 'cirkels'?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Niet elke leraar zet ict in volgens het TPACK-model. Wat gebeurt er wanneer de 'techniek-cirkel' geen goede verbinding maakt met didactiek en lesinhoud?

Slide 22 - Open vraag

Volgens welke leertheorie kun je interactieve media optimaal inzetten?
A
Behaviorisme
B
Conditionering
C
Relational Framing
D
Sociaal Constructivisme

Slide 23 - Quizvraag

SAMR
SAMR is een model dat je gebruikt om te kijken naar de verandering die je met ICT teweeg brengt in je onderwijs.

Slide 24 - Tekstslide

SAMR
1. Substitution: Inzet van ICT ter vervanging van een hulpmiddel zonder verandering in de didactiek.
2. Augmentation: Inzet van ICT ter vervanging van een hulpmiddel, dat leidt tot een versterking van de gebruikte didactiek.
3. Modification: Inzet van ICT ten behoeve van herontwerp van leertaken.
4. Redefinition: Inzet van technologie voor het ontwerpen van leertaken die zonder technologie niet mogelijk zijn.

Slide 25 - Tekstslide

Het SAMR model formuleert vier fasen in het gebruik van ict .Van welke fase is een digitale variant van sommen waarbij je in plaats van een stempel van de juf na een goed antwoord een vrolijk piepje hoort een voorbeeld?
A
Fase van augmentation
B
Fase van substitutie
C
Fase van modification
D
Fase van redefinition

Slide 26 - Quizvraag

Taxonomie van Bloom
Stel de taxonomie voor als een trap, waarbij iedere volgende trede hogere leer-en denkhandelingen vraagt en alle vorige treden omvat. Blooms taxonomie onderscheidt zes categorieën cognitieve processen, waarbij later een herziening is aangebracht in de hiërarchie van deze processen door Anderson en Krathwohl. De zes cognitieve processen zijn ingedeeld als: onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren en creëren. De indeling loopt van lagere denkvaardigheden naar hogere denkvaardigheden. Elk hoger niveau omvat beheersing van alle lagere niveaus, maar.. hierbij niet alle niveaus dienen te worden doorlopen. Het leren verloopt niet van onthouden, naar begrijpen, naar toepassen. Het leren kan ook plaatsvinden vanuit toepassen, waarbij je impliciet leert te onthouden en begrijpen. Kennis wordt opgebouwd door je ervaring in een specifieke situatie te generaliseren naar andere situaties.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht
Bekijk de uitleg en beantwoord de vragen.

Studiewijzer
Bestudeer elke denkvaardigheid en bedenk een practisch voorbeeld.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Benoem vanuit elke denkvaardigheid een les. Geef onderwerp van de les, doelgroep en de wijze van didactiek.

Slide 31 - Open vraag

Leertheorieën
Om te weten wat een leertheorie is, moet je eerst weten wat leren is. In alle verschillende leertheorieën van de afgelopen eeuw zijn drie overeenkomstige uitgangspunten.

  • Leren is een blijvende verandering in handelen of biedt de potentie om het aan te   passen.
  • Leren heeft plaatsgevonden als de lerende het demonstreert.
  • Leren moet het resultaat zijn van ervaring en interactie met de wereld om je heen.

Slide 32 - Tekstslide

Opbouw leertheorie

Een leertheorie bestaat uit observaties van veranderingen in gedrag en een verklaring voor de verandering in het gedrag. Een leertheorie kun je herkennen aan drie essentiële onderdelen.
  • De resultaten: wat is de verandering in het gedrag?
  • De bedoelingen: wat zijn de processen die voor dit resultaat zorgen?
  • De invoer: welke triggers brengen de processen op gang, wat zijn de bronnen voor leren?

De leertheorieën in ontwikkeling
Vanuit diverse benaderingen kun je naar de begrippen leren en ontwikkeling kijken. Daarom blijft het ook belangrijk dat mensen kritisch omgaan met deze theorieën.

Studiewijzer
Behaviorisme, cognitivisme, constructivisme, connectivisme en serious gaming zijn onderwerpen die van belang zijn voor de afronding.

Slide 33 - Tekstslide

Behaviorisme

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Geef een voorbeeld van een les/activiteit die is gebaseerd op het behaviorisme.

Slide 36 - Open vraag

Cognitivisme
Bij het cognitivisme wordt er naar het gedrag gekeken, en de manier waarop leerlingen informatie verwerken en opslaan in hun hersenen. De mens is namelijk geen computer.

Leerlingen nemen het beste informatie op als ze er actief mee bezig zijn. Als leerlingen hun aandacht op de informatie focussen en de nieuwe informatie koppelen aan de voorkennis leren zij het makkelijkst en het snelst.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Je ziet een kind twee conclusies trekken die strijdig met elkaar zijn. Wat is de verklaring van Piaget hiervoor?
A
Het kind heeft de opdracht niet begrepen en geef 'zomaar' een antwoord.
B
Het ligt aan de ontwikkelingsfase waardoor het kind de juiste conclusie niet kan trekken.

Slide 39 - Quizvraag

Cognitivisme is de (leer-)psychologische stroming die volgde op het behaviorisme en redelijk wat invloed heeft gehad op het huidige onderwijs. Cognitivisme is ontstaan door de opkomst van de computer. Hierdoor realiseerde men dat informatie procesverwerking nodig had. De cognitieve theorie is geïnteresseerd in vragen zoals: hoe werkt het geheugen, hoe neemt een student informatie op, hoe verwerkt hij die, hoe houdt hij haar vast en hoe stelt hij ze weer beschikbaar. Hierbij gaat het om de opslag van informatie in het menselijke geheugen. Volgens de cognitieve theorie moet nieuwe informatie inhoudelijk aansluiten bij reeds aanwezig kennis. Leerstof die studenten niet kunnen koppelen aan reeds bestaande kennis, vindt geen referentiepunt en zal snel worden vergeten.

Slide 40 - Tekstslide

Het cognitivisme (jaren 70) heeft veel bijgedragen aan gebieden als het kennisverwerkingsproces, het proces van kennisintegratie en het toepassen van kennis. Ook heeft het veel kennis op het gebied van het individuele karakter van een leerproces opgeleverd. Zo ontdekten ze bijvoorbeeld: dat het niet meer nodig was om alles telkens te herhalen maar dat het zinvoller was om na een instructie direct een taak te geven. De beperking van deze theorie is dat menselijke intenties, emoties, karakters en het leren zelf te weinig aandacht krijgen.

Het cognitivisme (Piaget en Vygotsky) bestudeert hoe mensen kennis verwerven, ordenen en gebruiken in hun gedrag. Het richt zich vooral op het waarnemen en verwerken van informatie. En het heeft inzicht gegeven in de verwerkingsprocessen die in de hersenen van mensen plaats vinden.

Slide 41 - Tekstslide

Constructivisme
Het constructivisme is een stroming, waarbij leren wordt gezien als een actief proces van kennisverwerving. Een van de principes is dat leren een proces is van kennis construeren. Daarbij wordt voortgebouwd op de aanwezige kennis. Het leren vindt steeds meer onder de eigen verantwoordelijkheid van de leerling plaats. Het is belangrijk om te leren in de context, een krachtige leeromgeving onmisbaar. Ook ziet het constructivisme leren als een sociaal proces, waarbij de kennis ontstaat en gedeeld wordt met anderen. Het constructivisme wordt daarom ook wel sociaal constructivisme genoemd. Deze stroming komt voort uit de cognitieve psychologie en is ontstaan rond 1980.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

De belangrijkste kenmerken van leren volgens de theorie van het constructivisme zijn, volgens Ebbens e.a.:

  • de leerling moet actief zijn
  • de leerling moet constructief zijn
  • de leerling moet kennis laten cumuleren
  • de leerling moet doelgericht met de kennis omgaan.

(bron: Ebbens, Ettekoven, van Rooijen, 1996)

Slide 44 - Tekstslide

Connectivisme
Het connectivisme is een relatief nieuwe stroming. Dit komt doordat de maatschappij steeds meer aan het veranderen is en het behaviorisme, cognitivisme en het constructivisme enigszins tekort schieten.

George Siemens is de grondlegger van het connectivisme. Het cognitivisme en het constructivisme zijn erg gericht op het verkrijgen van nieuwe kennis en de manier waarop dit gebeurt. Maar in deze tijd verandert de kennis telkens weer. De kennis van vandaag is niet meer de kennis van morgen. Siemens heeft daarom ook een nieuwe leertheorie bedacht die niet gericht is op kennis, maar op het vermogen om nieuwe kennis te verwerven.

Slide 45 - Tekstslide

Het connectivisme geeft leren weer als een proces van netwerk-vorming en connectie. Met andere woorden betekent dit dat mensen het beste leren door onderlinge verbanden te zien. Dit wordt steeds belangrijker omdat er een overdaad aan informatie en kennis beschikbaar is. Deze overdaad aan kennis wordt voornamelijk aangeleverd door de verbeterde media zoals internet en televisie. Om al de informatie te onthouden wat op ons af komt en wat te vinden is zegt het connectivisme dat het belangrijk is om netwerken te kunnen bouwen. Dit houdt in dat de student netwerken kan bouwen tussen mensen, inhoud, contexten en alle verbindingen daartussen.
Het connectivisme gaat ervan uit dat de student niet alles meer hoeft te weten en op te slaan. De nadruk wordt gelegd op dat de student weet waar hij/zij de benodigde informatie kan vinden en hij/zij moet gemakkelijk toegang tot deze informatie hebben. Met andere woorden wordt het ‘weten’ steeds meer veranderd in ‘verbonden zijn’. In plaats van kennis stampen en onthouden wordt het belangrijker dat men een goed netwerk bouwt. Basis van het connectivisme is, volgens Siemens, het leggen van 'Nodes', knopen, en het leggen van verbindingen hiertussen. Het vermogen om nieuwe kennis te verwerven is belangrijker dan de kennis zelf. Uitgangspunt hierbij is dat kennis deels vergankelijker is.

Slide 46 - Tekstslide

Er is een overdaad aan informatie en deze wordt elke dag weer aangevuld. Daarom wordt het steeds belangrijker om keuzes te maken. Wat vandaag correcte informatie is, kan morgen weer onjuist zijn. De keuze die hierbij gemaakt moeten worden zijn ook een onderdeel van het leerproces. Studenten maken gebruik van actuele en bestaande bronnen. Dit kan via het internet gebeuren, maar er kunnen ook experts geraadpleegd worden. Hierbij kun je dan denken aan de docent.




Slide 47 - Tekstslide

Deze maatschappij vraagt van studenten veel eigen inzet en inzicht. Er is veel informatie te vinden en de student moet zelf op onderzoek uit of deze informatie ook daadwerkelijk klopt.
Het connectivisme gaat ervan uit dat de student in staat is de informatie van over de hele wereld naar zichzelf toe te halen. Dit kan onder andere mogelijk gemaakt worden door internet, telefoon en televisie. Het connectivisme draait om het zelf op zoek gaan naar informatie bij experts van over de hele wereld (door middel van connecties). Daarnaast is het filteren van nuttige informatie ook belangrijk door de overdaad aan informatie. Het connectivisme leunt op de aanname dat beslissingen genomen worden op basis van snel veranderende inzichten. Hierbij zijn chaos, netwerken, complexiteit en zelf-organisatie belangrijke pijlers.

Referenties

Siemens, G. (2004). Connectivism: A learning theory for the digital age. Retrieved November 17, 2008

Slide 48 - Tekstslide

Samenvatting De leertheorieën in ontwikkeling

Vanuit diverse benaderingen kun je naar de begrippen leren en ontwikkeling kijken. Daarom blijft het ook belangrijk dat mensen kritisch omgaan met deze theorieën. Een reis door de leertheorieën:

Behaviorisme is een stroming binnen de psychologie, die zich onderscheidt van andere stromingen. Het observeerbare, respectievelijk registreerbare gedrag is het enige geldige onderzoeksobject voor deze theorie. Het onderscheidt zich daarbij uitdrukkelijk van andere richtingen die gedachten en emoties tot object van onderzoek nemen (via introspectie) zoals bijvoorbeeld de psychoanalyse. De theorie verklaart de gedragsreacties door leerprocessen.

Slide 49 - Tekstslide

Cognitivisme houdt zich bezig met cognitie, dus met psychische processen die te maken hebben met begrip, kennis, herinneringen en geheugen, probleemoplossing en informatieverwerking.
Constructivisme borduurt voort op de ideeën van de cognitivistische leertheorie. De huidige maatschappij vraagt andere vaardigheden van zijn burgers. Verschillende zaken zijn hierop van invloed zoals het stadium in de ontwikkeling van leren leren, de manier van kennis vergaren, leerstijlen, en persoonlijkheidskenmerken.
Bij Connectivisme gaat het niet om wat en waar je leert, maar om hoe je in deze maatschappij kennis vergaart. Dit gebeurt niet alleen op school, maar ook thuis via bijvoorbeeld internet.
Kies ICT passend bij de leertheorie
Voor docenten is van belang te weten waarin het digitale leren zich onderscheidt van het leren uit boeken met een docent. Niet het feit dat leerlingen via internet veel meer kunnen opzoeken dan in de traditionele bibliotheek, maar de wijze waarop de digitale middelen een rol spelen in het leerproces. Binnen digitale didactiek spelen leertheorieën hun geëigende rol.

Slide 50 - Tekstslide

Serious Games en leertheorieeën?
De meeste game soorten sluiten het beste aan bij de leertheorie van het constructivisme, waarbij leerlingen hun eigen kennis verwerven en opbouwen in een eigen voorstelling van de wereld. Als men naar de onderzoeken van de effecten van games kijkt, is er echter nog voornamelijk onderzoek gedaan op het gebied van cognitivisme en spelen wiskundespellen een grote rol in het wetenschappelijk onderzoek.


Slide 51 - Tekstslide

Uit een analyse is gebleken dat serious games in de educatieve sector een meerwaarde kunnen hebben op het gebied van aandacht trekken, leerlingen informeren over het leerdoel, het presenteren van stimulerende informatie en het duidelijk maken wat er verwacht wordt. In andere onderwijsfuncties kunnen serious games een rol spelen maar moeten ze bijgestaan worden door een docent.
De effecten van games liggen met name op het gebied van wiskunde, hoewel er steeds meer andere vakken zich beginnen te roeren in het serious games veld. Opvallend is toch dat elk onderzoek aangeeft dat zowel studenten als docenten het erg leuk en motiverend vinden om met games te werken. In de resultaten van de onderzoeken blijken de leerdoelen een grote rol te spelen. De meeste onderzoekers geven aan dat expliciete leerdoelen een game effectiever maken, maar is dit niet voor elke onderwijstoepassing zo? De opmerking over het soort doelen is wel de moeite waard om te onderzoeken; zouden games met coöperatieve doelen beter zijn dan games met individuele of competitieve doelen. Daarnaast valt op de dat rol van de docent vaak groot is; als begeleider, coach en bij de implementatie.

Slide 52 - Tekstslide

Zie 'De zin en onzin van gaming in het onderwijs' pagina 31 - relatie leertheorieën en games

Slide 53 - Tekstslide

Vragen naar aanleiding van het leerpad

Slide 54 - Open vraag