haben sein

Wort des Tages
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wort des Tages

Slide 1 - Tekstslide

lernziele
Op het einde van de les(sen) kun je de hulpwerkwoorden haben/sein vervoegen in de tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

persoonlijke voornaamwoorden

Slide 3 - Tekstslide

ik = ich
jij = du
hij = er
zij = sie
het = es
wij = wir
jullie = ihr
zij = sie
u = Sie

Slide 4 - Tekstslide

er, sie, es
Das ist Peter. Er is mein Freund.
Kennst du die Frau? Sie ist meine Oma.
Wie alt ist das Kind? Es ist zwei Jahre alt.
Das sind Herr und Frau Müller. Sie wohnen hier.

Slide 5 - Tekstslide

haben / sein 

Slide 6 - Tekstslide

haben und sein
Hebben
Zijn
Haben
Sein

Slide 7 - Sleepvraag

Verschiedene Arten von Verben
  • zwakke werkwoorden (wohnen-wohnte-gewohnt)
  • sterke werkwoorden (gehen-ging-gegangen) 
  • onregelmatige werkwoorden (haben, sein, werden)
  • modale (hulp-)werkwoorden 

Slide 8 - Tekstslide

Grammatik: haben sein

Slide 9 - Tekstslide

Haben und Sein

Slide 10 - Tekstslide

haben und sein

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
ich ....
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
wir ...
A
bin
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
es ...
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord in het Duits:
jullie

Slide 15 - Open vraag

ik ben
Vertalen in het Duits.

Slide 16 - Open vraag

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord in het Duits:
zij (meervoud)

Slide 17 - Open vraag

wij zijn
Vertalen in het Duits.

Slide 18 - Open vraag

Wat is de juiste vorm van het werkwoord sein?
wir ...
A
bin
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 19 - Quizvraag

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 20 - Sleepvraag

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 21 - Sleepvraag

Haben und Sein

Slide 22 - Tekstslide

Meine Mutter ............ 40 Jahre alt.
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 23 - Open vraag

Warum .......... du jetzt in Hamburg?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 24 - Open vraag

Mein Freund ............. ein Haus
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 25 - Open vraag

Was ............ deine Handynummer ?
(haben of sein ? Niet vergeten te vervoegen)

Slide 26 - Open vraag

haben en sein zijn belangrijk. Waarom?
A
ze komen vaak voor
B
ze zijn makkelijk
C
het zijn zwakke werkwoorden
D
het zijn hulpwerkwoorden

Slide 27 - Quizvraag

haben en sein zijn regelmatige werkwoorden
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 29 - Sleepvraag

Wurfelspiel
Uitleg
1e worp
i d e w i s
1 2 3 4 5 6 (aantal stippen)

2e worp
even = haben
oneven = sein

Slide 30 - Tekstslide

https://onlinedobbelsteen.nl/
in tweetallen 
10 minuten
1 iemand gooit / samen de woorden opschrijven
bijvoorbeeld 1e dobbelsteen 2 2e dobbelsteen 3 (Er ist)
als het antwoord goed is krijgen beide een punt!

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk 
nu maken 17 tm 21
daarna samen 21 luisteren en controleren

huiswerk tm 24

Slide 32 - Tekstslide