Het voortplantingsstelsel deel 2
1 / 33
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Welke begrippen vind jij belangrijk?
Geef er minimaal 2
Geef er minimaal 2
Slide 6 - Woordweb
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Waar liggen de erfelijke eigenschappen van de mens?
Slide 24 - Open vraag
Welke cellen van de mens zij haploid?
Slide 25 - Open vraag
Stelling:
Lichaamscellen die in paren voorkomen zijn diploïde cellen
Lichaamscellen die in paren voorkomen zijn diploïde cellen
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quizvraag
Hoeveel chromosomen heeft een eicel?
Slide 27 - Woordweb
Leg in 1 zin uit wat 'genotype' betekent
Slide 28 - Open vraag
Welke hormoonklier reguleert de voortplanting?
Slide 29 - Open vraag
Welke hormonen stimuleren de aanmaak van geslachtshormonen?
A
oestrogeen en testosteron
B
oestrogeen en FSH
C
FSH en LH
D
testosteron en LH
Slide 30 - Quizvraag
Stelling:
Het doel van mitose is het produceren van gameten (zaadcellen en eicellen)
Het doel van mitose is het produceren van gameten (zaadcellen en eicellen)
A
juist
B
onjuist
