Weten hoe de verschillende delen van het brein werken
Bewust worden van je emoties door breinkennis
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
De drie delen
Reptielenbrein
Emotionele brein
Denkende brein
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Het reptielenbrein
500 miljoen jaar oud
Overleving
Fight, flight, freeze
Slide 4 - Tekstslide
Ons brein bestaat uit drie delen: het reptielenbrein, het zoogdierenbrein en het mensenbrein. Het reptielenbrein is het oudste, zo’n 500 miljoen jaar oud. Dit brein helpt ons overleven met instincten en reflexen en is verantwoordelijk voor de fight, flight en freeze modus bij gevaar. Dit reptielenbrein is 24/7 paraat om te letten op gevaar en wil daarom zo min mogelijk energie verspillen. Het reptielenbrein denkt dus niet veel na, maar is gericht op overlevingskansen. Als je op je gemakt bent in een veilige omgeving, is dit deel van het brein relaxt. Maar zodra je bijvoorbeeld een bonkend geluid op de zolder hoort als je in bed ligt, gaat het reptielenbrein aan. Alarm! Mogelijk gevaar. Er zijn drie reacties mogelijk:
1. Kijken wat er nodig is om het te lijf te gaan (fight).
2. Vluchten uit je huis om het te overleven (flight)
3. Zo stil mogelijk blijven liggen en hopen dat het over gaat (freeze)
Deze gedachtes gaan zo snel, dat je niet rationeel kunt nadenken. Je schiet in de overlevingsstand en kiest één van de drie reacties. Waar je voor kiest, is afhankelijk van de aangeboren voorkeur en opvoeding. Voor welke reactie kiezen de leerlingen?
Opdracht
Doolhof
Slide 5 - Tekstslide
Geef de leerlingen het doolhof op bladzijde 54 en laat ze deze proberen op te lossen. Wat de leerlingen niet weten, is dat dit doolhof onoplosbaar is. Hoe reageren de leerlingen wanneer ze merken dat het een lastig doolhof is om op te lossen? Welke van de drie reacties hoort er bij; fight (doorzetter), flight (afhaker) of freeze (gefrustreerd)?
Het emotionele brein
Amygdala
Gebeurtenissen koppelen aan emotie
Vormen en opslaan van herinneringen
Slide 6 - Tekstslide
De amygdala in je brein speelt een belangrijke rol bij emoties. We geven gebeurtenissen een emotie. Hierdoor kunnen we een toekomstige gebeurtenis herkennen en hierop reageren. Bijvoorbeeld: je wordt gebeten door een slang. Jouw brein koppelt hier de emotie angst aan. In een volgende situatie waarin jij een slang ziet, herkent jouw amygdala dit en hierdoor reageer je angstig. De amygdala speelt ook een belangrijke rol in het vormen en opslaan van herinneringen. De emotie en de informatie van de zintuigen worden onthouden.
Het denkende brein
Prefrontale cortex
Bewust en rationeel
Controle over ons handelen
Innerlijke taal
Slide 7 - Tekstslide
De prefrontale cortex is bewust en rationeel. Hij geeft meer controle over ons handelen. Er is inzet vereist en de spanning is minder hoog. Op sommige momenten is de prefrontale cortex in staat de amygdala te ‘overrulen’. Op zulke momenten gebruiken we innerlijke taal om onszelf gerust te stellen. We vertellen ons dat het allemaal wel mee zal vallen of we tellen langzaam tot tien zodat we onszelf kalmeren.
Opdracht
Innerspeech
Slide 8 - Tekstslide
De belangrijkste gedragsregulerende techniek is het bewust gebruikmaken van kalmerende taal. Dit wordt ook wel verbale zelfspraak of innerspeech genoemd. Benoem onderstaande voorbeelden en laat de leerlingen aangeven welke ze eventueel gebruiken en/of handig vinden.
• Stop!
• Rustig worden
• Niet op reageren
• Laat maar gaan
• Tel tot 10
G-denken
Wat gebeurt er? (Gebeurtenis)
Wat voel je? (Gevoel)
Wat denk je? (Gedachten)
Wat doe je? (Gedrag)
Slide 9 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Voorbeeld
Gebeurtenis: Ik weet het antwoord op een som niet.
Gedachte 1: Oh nee, wat als ik de rest ook niet weet...
Gedachte 2: Oké, ik sla deze even over. Misschien weet ik het straks weer.
Gevoel 1: Nerveus, bang, gestrest.
Gevoel 2: Rustig, geconcentreerd.
Gevolg 1: Toets is niet af, een minder goed cijfer.
Gevolg 2: Toets rustig afmaken
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Opdracht
G-denken
Slide 11 - Tekstslide
Het G-denken is een techniek betreft het inzicht hebben in sociale situaties. Jouw gedachten en jouw gedrag worden bepaald en beïnvloed door je emoties.
- Wat gebeurt er? (Gebeurtenis)
- Wat voel je? (Gevoel)
- Wat denk je? (Gedachten)
- Wat doe je? (Gedrag)
Voorbeeld:
- Gebeurtenis: Ik weet een antwoord op een som niet.
- Gedachte 1: Oh nee, wat als ik de rest ook niet weet…
Gedachte 2: Oké, ik sla deze even over. Misschien weet ik het straks weer.
- Gevoel 1: Nerveus, bang, gestrest.
Gevoel 2: Rustig, geconcentreerd.
- Gevolg 1: Toets is niet af, een minder goed cijfer.
Gevolg 2: Toets rustig afmaken
Laat de leerlingen de opdracht op bladzijde 58 invullen.