Coherentieanalyse

Coherentieanalyse
Vwo 4
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Coherentieanalyse
Vwo 4

Slide 1 - Tekstslide

Lees de volgende tekst: waar gaat hij over?
De procedure is eigenlijk heel simpel. Eerst groepeer je dingen op basis van hun samenstelling. Natuurlijk kan één stapel soms genoeg zijn, afhankelijk van hoeveel er te doen is. Als je wegens gebrek aan faciliteiten ergens anders heen moet gaan dan is dat de volgende stap, zo niet dan ben je er nu klaar voor. Het is beter niet te veel tegelijk te doen. Het is beter te weinig dan te veel te doen.

Slide 2 - Tekstslide

Waar gaat de tekst over?

'De procedure' --> welke procedure? om wat te doen / te maken?
'dingen' --> welke dingen?
'ergens anders'; 'er' --> waar is dat?

We missen coherentie, samenhang.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe kun je ervoor zorgen dat de tekst die je schrijft samenhangend is?

Slide 4 - Woordweb

Coherentie
Hoe beter de samenhang in een tekst is, hoe makkelijker het voor de lezer is om er ook een samenhangend geheel van te maken in het geheugen. 
Met andere woorden: hoe samenhangender de tekst is, hoe makkelijker deze te begrijpen is. 

Een ander woord voor samenhang is coherentie.

Slide 5 - Tekstslide

Coherentie
De coherentie in een tekst is op twee manieren te meten:
  1. Referentiële coherentie
  2. Relationele coherentie

Slide 6 - Tekstslide

Referentiële coherentie
  • Referentiële coherentie ontstaat door verwijzingen in de tekst 
  • We gebruiken bepaalde woorden om te verwijzen naar een eerder genoemde referent (persoon, voorwerp, onderwerp).
  • De afstand tussen verwijswoord en referent is daarbij van belang, die mag niet te groot zijn.
  • In een tekst kunnen interpretatieproblemen ontstaan als gevolg van onduidelijke verwijzingen.

Slide 7 - Tekstslide

Referentiële coherentie: wat gaat er mis in de onderstaande tekst?
(i) Laurens Jan Brinkhorst (64) is de enige zoon van een rubberplanter die in de jaren dertig terugkwam uit Indië. (ii) Tijdens de bezetting speelde hij voedselbonnen door aan onderduikers. (iii) Hij werd opgepakt door de Duitsers. (iv) Hij overleed in 1943 aan tuberculose. (v) Laurens Jan was toen zes jaar oud.

Slide 8 - Tekstslide

Referentiële coherentie: wat gaat er mis in de  tekst?
Het lijkt alsof 'hij' uit zin (ii), (iii) en (iv) verwijst naar Laurens Jan. Pas in de laatste zin komt de lezer erachter dat dat niet kan. 'Hij' kan logischerwijze alleen maar verwijzen naar de vader van Laurens Jan, de rubberplanter.
Om over na te denken: hoe had de schrijver kunnen voorkomen dat de lezer de verwijzing niet goed begrijpt? 

Slide 9 - Tekstslide

Relationele coherentie
  • Relationele coherentie ontstaat door het aanbrengen van verbanden tussen zinnen, alinea's of grotere tekstdelen.
  • Deze verbanden (oorzaak-gevolg, opsomming, middel-doel etc.) herken je vaak aan coherentiemarkeerders (bijv. signaalwoorden/woordgroepen).
  • Soms moet de lezer een verband zelf interpreteren omdat er alleen maar een leesteken is gebruikt of er zelfs helemaal geen coherentiemarkeerder is.

Slide 10 - Tekstslide

Welke relationele coherentie herken je in onderstaande minitekstjes?
1. (i) Noortje houdt van drop. (ii) Jan heeft liever zuurtjes.

2. (i) Daan en Anneke zijn niet thuis. (ii) Hun auto staat niet op de oprit.

3. (i) Het was het einde van een lange werkdag. (ii) Mart was doodmoe.

Slide 11 - Tekstslide

Welke relationele coherentie herken je in onderstaande minitekstjes?
1. (i) Noortje houdt van drop. (ii) Jan heeft liever zuurtjes.
--> tegenstelling / verschil
2. (i) Daan en Anneke zijn niet thuis. (ii) Hun auto staat niet op de oprit. --> bewering-argument
3. (i) Het was het einde van een lange werkdag. (ii) Mart was doodmoe. --> oorzaak-gevolg

Slide 12 - Tekstslide

Vraag: welke vorm van coherentie ontbreekt er vooral in de eerdere tekst, referentiële of relationele coherentie?
De procedure is eigenlijk heel simpel. Eerst groepeer je dingen op basis van hun samenstelling. Natuurlijk kan één stapel soms genoeg zijn, afhankelijk van hoeveel er te doen is. Als je wegens gebrek aan faciliteiten ergens anders heen moet gaan dan is dat de volgende stap, zo niet dan ben je er nu klaar voor. Het is beter niet te veel tegelijk te doen. Het is beter te weinig dan te veel te doen.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
  • Maak een referentiële analyse van tekst 2 op blz. 81 
  • Maak een relationele analyse van tekst 2 op blz. 81
  • Trek een conclusie o.b.v. beide analyses, geef een advies ter verbetering èn geef aan hoe deze opdracht heeft bijgedragen aan jouw schrijfvaardigheid (minimaal 250 woorden)

Slide 14 - Tekstslide

Referentiële analyse; hoe ga je te werk?
  1.  Markeer alle woorden die verwijzen naar een ander(e) woord(groep) in de tekst. Dit kunnen zijn:
  • Persoonlijke voornaamwoorden (hij, zij, wij etc.)
  • Aanwijzende voornaamwoorden (dit, dat, deze, die etc.)
  • Bezittelijke voornaamwoorden (zijn, haar etc.)
  • Bijwoorden (toen, zo, daar, hier) die verwijzen naar een plaats, tijdstip of manier waarop iets is gebeurd. 
  • Overige woorden/woordgroepen die ergens naar verwijzen

Slide 15 - Tekstslide

Referentiële analyse; hoe ga je te werk?
2. Zet deze woorden in een tabel met het nummer van de zin waarin je ze hebt gevonden. 
3. Schrijf de referent in de tabel en noteer hoeveel zinnen er tussen het woord en de referent zitten (als de één in zin 1 staat en de ander in zin 2, is de afstand 1)
4. Schrijf op met welke vorm van verwijzing je te maken hebt (persoonlijk voornaamwoord, aanwijzend voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord, bijwoord, overig)

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld (tekst 1, blz. 80)

Slide 17 - Tekstslide

Relationele analyse; hoe ga je te werk?
  1.  Markeer alle mogelijke coherentiemarkeerders
  2. Maak een tabel met daarin:
  • De zinnen waarin het verband zit 
  • Het verband 
  • E.v.t. coherentiemarkeerder(s)

Let op! Niet alle verbanden worden aangegeven door coherentiemarkeerders. Sommige verbanden moet je zelf afleiden. 

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld (tekst 1, blz. 80)

Slide 19 - Tekstslide

Conclusie
Op basis van de referentiële en relationele analyse, trek je een conclusie. Hierbij ga je o.a. in op de afstand tussen verwijzing en referent, aantal ''onbeantwoorde'' verwijzingen en aantal coherentiemarkeerders. 

Slide 20 - Tekstslide

Nogmaals de opdracht
  • Maak een referentiële analyse van tekst 2 op blz. 81 
  • Maak een relationele analyse van tekst 2 op blz. 81
  • Trek een conclusie o.b.v. beide analyses, geef een advies ter verbetering èn geef aan hoe deze opdracht heeft bijgedragen aan jouw schrijfvaardigheid (minimaal 250 woorden)

Slide 21 - Tekstslide

De was doen
De procedure is eigenlijk heel simpel. Eerst groepeer je dingen op basis van hun samenstelling. Natuurlijk kan één stapel soms genoeg zijn, afhankelijk van hoeveel er te doen is. Als je wegens gebrek aan faciliteiten ergens anders heen moet gaan dan is dat de volgende stap, zo niet dan ben je er nu klaar voor. Het is beter niet te veel tegelijk te doen. Het is beter te weinig dan te veel te doen.

Slide 22 - Tekstslide