Les heures, de kloktijden


Doel: Ik ken de kloktijden in het Frans


1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Doel: Ik ken de kloktijden in het Frans


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Het is 5 uur

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide


Het is kwart over 1

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Het is half 11


Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Het is kwart voor 8

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide


il est cinq heures
il est cinq heures cinq
il est cinq heures dix
il est cinq heures et quart
il est cinq heures vingt
il est cinq heures vingt-cinq
il est cinq heures et demie

il est six heures moins vingt-cinq
il est six heures moins vingt
il est six heures moins le quart
il est six heures moins dix
il est six heures moins cinq
il est six heures

Slide 20 - Tekstslide

Hoe laat is het?

Il est sept heures dix

Slide 21 - Open vraag

Welke tijd is het vroegst?
A
sept heures dix
B
sept heures moins cinq
C
sept heures vingt
D
sept heures

Slide 22 - Quizvraag


A
Il est douze heures
B
Il est midi
C
Il est deux heures
D
Il est minuit

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est sept heures et demie

Slide 24 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est quatre heures dix

Slide 25 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est midi et demi

Slide 26 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est dix heures moins le quart

Slide 27 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est trois heures et quart

Slide 28 - Open vraag

Les jours de la semaine
  • Le jour = de dag
  • Le matin = de ochtend
  • L'après-midi = de middag
  • Le soir = de avond
  • La nuit = de nacht
  • Le week-end = het weekend

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide