H3 Oorlog en Crisis

H3 Oorlog en Crisis
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3 Oorlog en Crisis

Slide 1 - Tekstslide

wanneer was de Eerste Wereldoorlog?
A
1914-1918
B
1914-1919
C
1919 -1933
D
1939-1945

Slide 2 - Quizvraag

Geallieerden
Centralen
Groot Brittannie
Duitsland
Oostenrijk Hongarije
Frankrijk
Rusland
Turkse Rijk

Slide 3 - Sleepvraag

Wat betekent Neutraal
A
je leger op sterke maken.
B
je bent onpartijdig.
C
je bent tegen smokkelen.
D
Je vangt vluchtelingen op.

Slide 4 - Quizvraag

NATIONALISME
WAPEN
WEDLOOP
BONDGENOOT
SCHAPPEN
eigen volk eerst
als ik maar sterker ben dan de ander
Jouw vijand is mijn vijand.

Slide 5 - Sleepvraag

welke uitleg past het best bij wapenwedloop?
A
Ik probeer een nieuw wapen uit te vinden, want we komen niet verder in de oorlog.
B
Ik wil de sterkste zijn. Daarom koop ik steeds meer wapens.
C
Mijn land is het beste en heeft het beste leger.
D
Mijn vrienden komen mij toch helpen.

Slide 6 - Quizvraag

Wat was de aanleiding (directe oorzaak)?
A
Door de dood van Frans Ferdinand kreeg iedereen ruzie
B
Landen hadden afspraken gemaakt om elkaar te helpen
C
De landen hadden heel veel wapens. Het moest fout gaan.
D
Een nationale trots, samen met een sterk leger, op zoek naar kolonies en bondgenoten.

Slide 7 - Quizvraag

waarom verloor Duitsland de oorlog?
2 antwoorden zijn goed.
A
In 1917 sloot het vrede met Rusland.
B
Het land had geen geld meer
C
Het land had geen middelen meer zoals munitie en soldaten
D
In 1917 gingen de Amerikanen meedoen.

Slide 8 - Quizvraag

Waarom wordt WO1 een moderne oorlog genoemd?
A
Er waren veel nieuwe wapens
B
Moderne wapens, grote legers, de economie hoort ook bij de oorlog
C
Het was de eerste oorlog waar foto en film een rol speelden.
D
Er deden veel landen en mensen mee aan de oorlog.

Slide 9 - Quizvraag

welk land werd gestraft voor WO1?
A
Oostenrijk Hongarije
B
Duitsland
C
Rusland
D
Frankrijk

Slide 10 - Quizvraag

Wat waren de gevolgen van die straf
A
Veel werkloosheid, armoede en de opkomst van Hitler
B
Betalingen, land afgeven, geen leger.
C
De opkomst van Hitler
D
Werkloosheid

Slide 11 - Quizvraag

Fascisme

Slide 12 - Woordweb

Kenmerken van Fascisme
Extreem nationalistisch
Sterke leider.
Geweld is geen probleem.
Het volk is één. Anderen horen hier niet thuis.

Slide 13 - Tekstslide

propaganda

Slide 14 - Woordweb

Wat was de NSB?

Slide 15 - Open vraag