1ha - bron H

Bonjour !
Quelle est la date d'aujourd'hui ?

  • le seize mars deux-mille-vingt-deux
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour !
Quelle est la date d'aujourd'hui ?

  • le seize mars deux-mille-vingt-deux

Slide 1 - Tekstslide

Wat zie je?
Mon frère est petit et ma soeur est aussi petite.

  • Mannelijk = petit
  • Vrouwelijk = petite

Slide 2 - Tekstslide

Les buts
Je kunt: 
  • De vorm van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans toepassen.
  • Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -e of -s toepassen in het Frans
  • Iemand omschrijven in het Frans

Slide 3 - Tekstslide

Exercice 30a
Lis les phrases et souligne les six adjectifs (bijvoeglijke naamwoorden)

  1. Mon frère est petit.
  2. Mon père est grand.
  3. Mon frère est drôle.
  4. Ma soeur est petite.
  5. Ma mère est grande.
  6. Mes frères sont drôles.

Slide 4 - Tekstslide

Les réponses
  1. petit
  2. grand
  3. drôle
  4. petite
  5. grande
  6. drôles

Slide 5 - Tekstslide

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord zegt iets over zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld: Mon frère est petit.
  • Zelfstandig naamwoord = (mon) frère
  • Bijvoeglijk naamwoord = petit

Slide 6 - Tekstslide

De vorm van het bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord.


mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
-e
meervoud
-s
-es

Slide 7 - Tekstslide

Weet je nog?
Waar kun je het geslacht van een woord aan herkennen?
  • lidwoorden (le, la, les, un, une)
  • bezittelijke voornaamwoorden (mon-ma-mes, ton-ta-tes, son-sa-ses)
  • mannelijke of vrouwelijke namen
Meervoud!
  • Soms extra 's' achter een woord (un chat - des chats)

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de uitgang?
  1. Arthur est petit ....
  2. Arthur et martin sont petit ....
  3. Sophie est petit ...
  4. Sophie et Emma sont petit .... 

Slide 9 - Tekstslide

Les réponses
  1. Arthur est petit X
  2. Arthur et martin sont petits.
  3. Sophie est petite
  4. Sophie et Emma sont petites 

Slide 10 - Tekstslide

Kies het goede bijv. naamw. op deze zin:
La piscine est ...........
A
bleu
B
bleue
C
bleus

Slide 11 - Quizvraag

Kies het goede bijv. naamw. op deze zin:
Les lunettes sont ...........
A
noire
B
noirs
C
noires

Slide 12 - Quizvraag

Kies het goede bijv. naamw. op deze zin:
C'est un T-shirt ...........
A
vert
B
verte
C
vertes

Slide 13 - Quizvraag

Kies het goede bijv. naamw. op deze zin:
Ma copine est .............
A
petit
B
petite
C
petites

Slide 14 - Quizvraag

Kies het goede bijv. naamw. op deze zin:
Le sac à dos est ........
A
vert
B
verte
C
verts

Slide 15 - Quizvraag

Kies het goede bijv. naamw. op deze zin:
Mes amis sont ........
A
grand
B
grande
C
grands

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Exercice 30e
Manon a les cheveux  (1) blonds. Elle porte des lunettes  (2) noires avec un sac à dos (3) gris.

Hugo a les yeux  (4) verts. Il porte un jean (5) bleu. Il porte aussi un T-shirt (6) noir. Il a deux chiens (7) blancs/gris.

Slide 18 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -e ?

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -e? Geen extra e bij vrouwelijke vorm.

  • Voorbeeld: Un garçon timide - Une fille timide


Slide 19 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -s ?

Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s? Geen extra s bij mannelijke vorm in meervoud.

  • Voorbeeld: Un éléphant gris - Des éléphants gris

Slide 20 - Tekstslide

Exercice 31b
  1. Jules est drôle. Julliette est drôle.
  2. Olivier est français. Olivia est française.
  3. Gabriel est intelligent. Gabrielle est intelligente.
  4. Alexandre est calme. Alexandra est calme.
  5. Paul est triste. Pauline est triste.
  6. Victor est petit. Victoria est petite.
  7. Adrien est blond. Adrienne est blonde.
  8. Daniel est élégant. Daniella est élégante.



Slide 21 - Tekstslide

Exercice 31c
  1. Les chats sont petits
  2. Les filles sont contentes
  3. Les acteurs sont mauvais
  4. Les poissons sont rouges
  5. Les garçons sont français

Slide 22 - Tekstslide

Exercice 31d
  1. Le chien est calme.
  2. Ma copine est petite.
  3. La maison est bleue.
  4. Les cheveux sont noirs.
  5. Les lapins sont gris.

Slide 23 - Tekstslide

Onregelmatige vormen
Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een onregelmatige vorm.


Il est beau
Elle est belle
Ils sont beaux
Elles sont belles
Il est nouveaux
Elle est nouvelle
Ils sont nouveaux
Elles sont nouvelles
Il est vieux
Elle est vieille
Ils sont vieux
Elles sont vieilles

Slide 24 - Tekstslide

Exercice 32b
  1. Sa soeur est belle.
  2. Les portables sont nouveaux.
  3. Ma grand-mère est vieille.
  4. Les chiens sont beaux.
  5. Sophie est nouvelle dans la classe.



Slide 25 - Tekstslide

Exercice 32c
  1. Les sacs sont bruns.
  2. Les filles sont drôles.
  3. Les chats sont noirs.
  4. Les portables sont gris.
  5. Les pères sont vieux.
  6. Les tantes sont belles.

Slide 26 - Tekstslide

Évaluation
Onze doelen
  • De vorm van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans toepassen.
  • Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op -e of -s toepassen in het Frans
  • Iemand omschrijven in het Frans
Zijn deze doelen behaald/ zijn er nog vragen?

Slide 27 - Tekstslide