6.4 Serieschakeling-Parallelschakeling

6.4 Serieschakeling-Parallelschakeling
Leerdoelen

Je kent:
De eigenschappen van serie- en parallelschakelingen
De symbolen voor spanningsbron, lamp, ampèremeter, voltmeter en schakelaar

Je kunt:
Serie- en parallelschakelingen bouwen met variabele spanningsbron en lampen
Stroomsterktes en spanningen uitrekenen in serie- en parallelschakelingen


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

6.4 Serieschakeling-Parallelschakeling
Leerdoelen

Je kent:
De eigenschappen van serie- en parallelschakelingen
De symbolen voor spanningsbron, lamp, ampèremeter, voltmeter en schakelaar

Je kunt:
Serie- en parallelschakelingen bouwen met variabele spanningsbron en lampen
Stroomsterktes en spanningen uitrekenen in serie- en parallelschakelingen


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke symbolen gebruik je bij het tekenen van een schakeling?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakelingen
Bij een serieschakeling zitten alle elektrische apparaten in serie(in een rijtje) achter elkaar. Op deze manier heb je weinig draden nodig om ze met elkaar te verbinden. Maar mocht er één apparaat kapot gaan, dan gaan de andere ook uit.
  

Als we naar de stroomsterkte (A) kijken in een serieschakeling dan zien we dat alle ampère die uit de batterij komen door alle elektrische apparaten heen gaan om vervolgens weer terug bij de batterij te komen. De stroomsterkte is dus overal gelijk en kan niet splitsen.
De spanning wordt wel verdeeld. Stel dat de batterij 9 V geeft en van de twee apparaten heeft de eerste 5 V nodig. Dan is er nog 4 V over voor het andere apparaat. De spanning verdeelt zich dus.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakelingen
Bij een serieschakeling zitten alle elektrische apparaten in serie(in een rijtje) achter elkaar. Op deze manier heb je weinig draden nodig om ze met elkaar te verbinden. Maar mocht er één apparaat kapot gaan, dan gaan de andere ook uit.
  

Als we naar de stroomsterkte (A) kijken in een serieschakeling dan zien we dat alle ampère die uit de batterij komen door alle elektrische apparaten heen gaan om vervolgens weer terug bij de batterij te komen. De stroomsterkte is dus overal gelijk en kan niet splitsen.
De spanning wordt wel verdeeld. Stel dat de batterij 9 V geeft en van de twee apparaten heeft de eerste 5 V nodig. Dan is er nog 4 V over voor het andere apparaat. De spanning verdeelt zich dus.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parallelschakelingen
Bij een parallelschakeling zitten alle elektrische apparaten in een eigen stroomkring. Op deze manier heb je veel draden nodig om ze met elkaar te verbinden. Maar mocht er één apparaat kapot gaan, dan blijft de rest gewoon aan.

Als we naar de stroomsterkte (A) kijken in een parallelschakeling dan zien we dat de ampère zich gaan splitsen en ieder een eigen weg hebben naar een elektrisch apparaat. Als je bijvoorbeeld twee lampen parallel hebt aangesloten dan kan de ene 1,2 A krijgen en de andere 0,8 A. Uit de batterij komt dan 2,0 A. De stroomsterkte splitst dus in een parallelschakeling.
De spanning wordt bij een parallelschakeling niet verdeeld. Ieder apparaat heeft zijn eigen stroomkring en is daarin de enige die stroom krijgt. Dus als je een 9 V batterij hebt zal ieder apparaat in een parallelschakeling 9 V krijgen.



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parallelschakelingen
Bij een parallelschakeling zitten alle elektrische apparaten in een eigen stroomkring. Op deze manier heb je veel draden nodig om ze met elkaar te verbinden. Maar mocht er één apparaat kapot gaan, dan blijft de rest gewoon aan.

Als we naar de stroomsterkte (A) kijken in een parallelschakeling dan zien we dat de ampère zich gaan splitsen en ieder een eigen weg hebben naar een elektrisch apparaat. Als je bijvoorbeeld twee lampen parallel hebt aangesloten dan kan de ene 1,2 A krijgen en de andere 0,8 A. Uit de batterij komt dan 2,0 A. De stroomsterkte splitst dus in een parallelschakeling.
De spanning wordt bij een parallelschakeling niet verdeeld. Ieder apparaat heeft zijn eigen stroomkring en is daarin de enige die stroom krijgt. Dus als je een 9 V batterij hebt zal ieder apparaat in een parallelschakeling 9 V krijgen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Parallelschakelingen
Bij een parallelschakeling zitten alle elektrische apparaten in een eigen stroomkring. Op deze manier heb je veel draden nodig om ze met elkaar te verbinden. Maar mocht er één apparaat kapot gaan, dan blijft de rest gewoon aan.

Als we naar de stroomsterkte (A) kijken in een parallelschakeling dan zien we dat de ampère zich gaan splitsen en ieder een eigen weg hebben naar een elektrisch apparaat. Als je bijvoorbeeld twee lampen parallel hebt aangesloten dan kan de ene 1,2 A krijgen en de andere 0,8 A. Uit de batterij komt dan 2,0 A. De stroomsterkte splitst dus in een parallelschakeling.
De spanning wordt bij een parallelschakeling niet verdeeld. Ieder apparaat heeft zijn eigen stroomkring en is daarin de enige die stroom krijgt. Dus als je een 9 V batterij hebt zal ieder apparaat in een parallelschakeling 9 V krijgen.

In de schakeling zijn 2 lampjes parallel aangesloten en zijn er 2 ampèremeters correct aangesloten.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In punt C is de stroomsterkte................ want de stroomsterkte van............
splitst in 0,6A +............
A
4A, 1 A, 4 A
B
40A, 10 A, 40A
C
0.4A, 0.1 A, 0.4 A
D
10A, 1 A, 10 A

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In punt D is de stroomsterkte
............ want dan zijn de twee deelstromen weer samengekomen.
A
4A
B
1A
C
1.0A
D
0.6A

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lampje.............
brandt het felst, want daar gaat de meeste stroom doorheen.
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In deze schakeling heeft elke lamp 2A nodig.

Vul de volgende zinnen aan.

Omdat elke lamp 2A nodig heeft, moet de hoofdstoom............................. leveren.
A
2A
B
10A
C
6A
D
4A

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In deze schakeling heeft elke lamp 2A nodig.

Vul de volgende zinnen aan.
Als één lamp kapot gaat, dan moet de hoofdstroom...................... leveren.
A
2A
B
10A
C
6A
D
4A

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In deze schakeling heeft elke lamp 2A nodig.

De andere twee lampen gaan
feller branden als één lamp kapot gaat.
A
WAAR
B
NIET WAAR
C
Dat volgt kortsluiting
D
Dat brandt de derde lamp ook niet meer

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Diverse schakelingen
In bovenstaande schakelingen worden steeds identieke lampjes gebruikt.
Vul de volgende zinnen aan.

Plaatje 1: Als de bronspanning 12V is, dan geeft de voltmeter............... aan.
Plaatje 1,  Plaatje 2,  Plaatje 3
A
6V
B
12V
C
1,2V
D
3,3V

Slide 15 - Quizvraag

Plaatje 1 en 2: de spanning splitst en wordt gelijk verdeeld over de twee identieke lampen.
Plaatje 3: de spanning wordt gemeten over de hele schakeling.
Diverse schakelingen
In bovenstaande schakelingen worden steeds identieke lampjes gebruikt.
Vul de volgende zinnen aan.

Plaatje 2: Als de voltmeter 4V aangeeft, dan is de bronspanning.................. .
Plaatje 1,  Plaatje 2,  Plaatje 3
A
4V
B
8V
C
12V
D
3,3V

Slide 16 - Quizvraag

Plaatje 1 en 2: de spanning splitst en wordt gelijk verdeeld over de twee identieke lampen.
Plaatje 3: de spanning wordt gemeten over de hele schakeling.
Diverse schakelingen
In bovenstaande schakelingen worden steeds identieke lampjes gebruikt.
Vul de volgende zinnen aan.

Plaatje 3: Als de voltmeter 4V aangeeft, dan is de bronspanning.......... .
Plaatje 1,  Plaatje 2,  Plaatje 3
A
4V
B
8V
C
12V
D
3,3V

Slide 17 - Quizvraag

Plaatje 1 en 2: de spanning splitst en wordt gelijk verdeeld over de twee identieke lampen.
Plaatje 3: de spanning wordt gemeten over de hele schakeling.
In de schakelingen worden steeds identieke lampjes gebruikt en leveren de batterijen steeds 1,5V.

In welke schakeling brandt/branden het lampje/de lampjes het felst?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 18 - Quizvraag

Plaatje 1 en 2: de spanning splitst en wordt gelijk verdeeld over de twee identieke lampen.
Plaatje 3: de spanning wordt gemeten over de hele schakeling.
Samenvattend

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakeling
Parallelschakeling
5V
5V
3V
3V
1V
1V
9V
5A
10A
15A
9A
5A
5A
5A
10A
10A
15A
15A
9A
9A

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakeling
Parallelschakeling
5V
5V
3V
3V
10V
10V
10V
2A
0,5A
15A
9A
2A
1,5A
1,5A
0,5A
10A
15A
15A
9A
9A

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakeling
Parallelschakeling
5V
5V
10V
10V
15V
15V
15V
7A
4,5A
15A
9A
7A
2,5A
2,5A
4,5A
10A
15A
15A
9A
9A

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klaar

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies