• Wat is LessonUp
  • Zoeken
  • Kanalen
‹Terug naar zoeken

Grammaticaochtend week 3-haben, sein, werden

Grammatica ochtend week 3
Teil 1: Jahr 1+2+3
Teil 2: Jahr 2+3
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsHBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica ochtend week 3
Teil 1: Jahr 1+2+3
Teil 2: Jahr 2+3

Slide 1 - Tekstslide


Welcher Satz ist korrekt?
A
ich bin Deutsche.
B
Ich bin Deutscher.
C
Ich ben deutsch.
D
ich bin Deutsch.

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide


Wir gehen essen.

Welche Person ist: wir?
A
3. Person
B
2. Person
C
Höflichkeitsform
D
1. Person

Slide 4 - Quizvraag

de 1e persoon = de spreker(s): ich/wir


de 2e persoon = de persoon/personen tegen wie je spreekt: du/ ihr

 
de 3e persoon = de personen/dingen waarvoor je spreekt: er/sie/es
de beleefdheidsvorm = u: Sie

Slide 5 - Tekstslide


Die Verkäuferin ist nett.
Ersätze ,,die Verkäuferin"
A
es
B
sie
C
er
D
Sie

Slide 6 - Quizvraag

Wie lautet die Lösung?
Die Mutter .... mit der Arbeit zufrieden.

A
ist
B
ist / war
C
hat
D
war

Slide 7 - Quizvraag

De gebiedende wijs
1. Eva, ... still! (du)
2. Anna und Bo, ... still! (ihr)
3. Frau Hummel, ... Sie still (Sie)

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Welche Übersetzung ist korrekt?
Ich werde Lehrer.
A
Ik worden leraar.
B
Ik word leraar.
C
Ik zal leraar worden.
D
Ik werd leraar.

Slide 10 - Quizvraag

Übersetze:
Ik zou het niet doen

Slide 11 - Open vraag

worden of geworden
welk woord is actief / passief?

Slide 12 - Open vraag

werkwoorden
tegenwoordige tijd

Slide 13 - Woordweb

Wat is de stam van het werkwoord?
A
de eerste twee letters
B
de oorsprong van het werkwoord
C
het hele werkwoord minus -en
D
het voltooid deelwoord

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn de
fe-esttenten?

Slide 15 - Woordweb

Werkwoorden kunnen zijn:
A
onregelmatig of regelmatig
B
vooral zwak (ongeveer 150)
C
sterk én zwak
D
sterk of zwak

Slide 16 - Quizvraag

Hoe herken je een sterk werkwoord?

Slide 17 - Open vraag


Welche Sätze sind korrekt?

A
Er began mit seinen Hausaufgaben.
B
Ihr Kleid gefiel mir.
C
Wir gaben eine Antwort.
D
Man fand die Dame nett.

Slide 18 - Quizvraag


Was stimmt?

A
zwak: ge+stam+t
B
sterk: ge+stam+en
C
finden: du fandest
D
halten: ihr hieltet

Slide 19 - Quizvraag

Umlaut?

Slide 20 - Woordweb

Vertaal:
1. Jij loopt snel.
2. Hij ziet mij.
3. Jullie houden haar vast.

Slide 21 - Open vraag


Übersetzen = vertalen
Was ist korrekt?
A
das Zeitwort-das Verb = het werkwoord
B
das Satzglied = het zinsdeel
C
der Aussagesatz = de stellende zin
D
das finite Verb = de persoonsvorm

Slide 22 - Quizvraag

Übersetzen = vertalen
Was ist korrekt?
A
das Prädikat = gezegde (Alle werkwoorden in de zin)
B
das Akkusativobjekt = meewerkend voorwerp
C
das Subjekt = het onderwerp
D
das Objekt = Das Prädikat (gezegde) richt zich in de zin tot 1 of meerdere Objekten.

Slide 23 - Quizvraag

Lies vor:
Er befiehlt ihr:
Sprich mit mir!
(lange e - korte e)

Slide 24 - Tekstslide

oscarromerotalen.nl

Slide 25 - Link

Jahr 1: Kerngeschäft Deutsch Seite 53+54 
Schreibe zu jedem unbekannten Verb einen Satz (verleden tijd) 
 https://oscarromerotalen.nl/Duits/Oefeningen/Grammatica.htm

Ga aansluitend naar de website en maak opdracht:
7.1 t/m 7.18

Slide 26 - Tekstslide

Teil 2
Jahr 2+3

Slide 27 - Tekstslide

Was passt zusammen?

Dativ, Akkusativ, Nominativ, Genitiv
Wen ?, Wem ? , Wer? , Wessen?
onderwerp, lijdend voorwerp, bezit, meewerkend voorwerp
1e, 2e, 3e, 4e naamval


Slide 28 - Open vraag

Nominativ=Wer?=onderwerp=1enaamval

Genitiv=Wessen?=bezit=2e naamval

Dativ=Wem? meewerkend voorwerp=3e naamval

Akkusativ=Wen?= lijdend voorwerp = 4e naamval

Slide 29 - Tekstslide

Er hat mir geholfen.
Was ist "mir"?

Slide 30 - Woordweb

Er hat mir geholfen.
Was ist "geholfen"?

Slide 31 - Woordweb

Er hat mir geholfen.
Was ist "hat"?

Slide 32 - Woordweb


Welke soorten hulpwerkwoorden zijn er?
A
Vollverb
B
Hilfsverb der Zeit
C
Hilfsverb des Modus
D
Hilfsverb des Passivs

Slide 33 - Quizvraag


Wo ist ein Hilfsverb?
A
Ich mag meine Schwester.
B
Er mag jetzt nicht spielen.
C
Sie ist schon ewig verheiratet.
D
Sie ist schon ewig Oma.

Slide 34 - Quizvraag

30 Minuten
Jahr 1 
1. Macht eine (online) Präsentation zum Thema "naamvallen en ontleden".
2. Macht eine Probeklausur mit 20 Fragen zum Thema "naamvallen en ontleden"
 
Jahr 2
1. Macht eine (online) Präsentation zum Thema "der- en ein-Gruppe"
2. Macht eine Probeklausur mit 20 Fragen zum Thema "der- en ein-Gruppe"

Slide 35 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

V6 24.11. Schreiben

November 2022 - Les met 36 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Anne Frank, ihr kurzes Leben

September 2022 - Les met 15 slides door Anne Frank House
HistoryPrimary EducationSecondary EducationAge 11-13
Anne Frank HouseAnne Frank House

K2 Schönheit ist relativ

February 2021 - Les met 38 slides
DuitsSecundair onderwijs

Ärger zeigen auf Deutsch

January 2024 - Les met 22 slides
DuitsSecundair onderwijs

K1 persoonlijk voornaamwoord & werkwood sein

September 2019 - Les met 14 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Verkehr A1

February 2024 - Les met 15 slides
DuitsSecundair onderwijs

Anne Frank, das Hinterhaus

September 2022 - Les met 13 slides door Anne Frank House
HistorySecondary EducationPrimary EducationAge 11-13
Anne Frank HouseAnne Frank House

V3 Formatieve toets K.2

November 2020 - Les met 19 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
LessonUp
Algemene voorwaardenPrivacy StatementCookie StatementContact
Nederlands

Onze cookies

Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.

Bewerk instellingen