Recap unit 5

Recap unit 5 
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Recap unit 5 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals for today
Practise for the test!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Unit 5 - place of adverb

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct sentence
A
Peter is always late.
B
Peter always is late.
C
Peter is late always.
D
Always Peter is late.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct sentence
A
We practise playing the piano usually at eight o'clock.
B
We usually practise playing the piano at eight o'clock.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Place the adverb.

Sue (a) wears (b) jeans.
A
rarely
B
rarely

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Place the adverb.

They (A) are (B) not (C) this late.
A
usually
B
usually
C
usually

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Place the adverb.

(a) He (b) has (c) good ideas.
A
usually
B
usually
C
usually

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Where do you place the adverb?
A
Often I go to the cinema.
B
I often go to the cinema.
C
I go often to the cinema.
D
I go to the cinema often.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de "past simple"?
A
Tegenwoordige tijd (iets wat zich NU afspeelt)
B
Verleden tijd (iets wat in het verleden afspeelde)
C
Toekomende tijd (iets dat in de toekomst zal afspelen)

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple:

Wat zijn de signaalwoorden van de Past Simple?
Denk aan LADY
A
Tomorrow, next week, in 2025,
B
Last, ago, days/dates yesterday,
C
Today, now,
D
again, always, constantly

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

negatives & questions
Past simple in ontkennende zinnen - didn't + hele werkwoord
Past simple in vragen - did + hele werkwoord
He didn't play a match yesterday
Did he play a match yesterday?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Past simple - to be
onregelmatige werkwoorden
to be = extra onregelmatig

past simple - was, were
vragen/ontkenningen? was of were

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Yesterday evening I .......... ( to watch)
TV.
A
have watched
B
had watched
C
watched
D
watch

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Finish the sentence
When I was a child, I ....... ( to want)
to be a lawyer.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE
to be:
rebecca ... an 11 year old girl
A
am
B
was
C
is

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple (to be) (+)
You ___ there

A
was
B
were

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple (to be) (?)
Where ___ you? I couldn't find you!
A
was
B
were

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE
to be:
I ... shocked
A
am
B
was
C
is

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontkenning - past simple TO BE
We......(not/are) in London.
A
weren't
B
not were
C
not are
D
didn't were

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

QUESTION past simple TO BE
.......she wearing a blue sweater yesterday?
A
was
B
does is
C
are
D
am

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de Past Simple van happen
A
happening
B
happened
C
happens

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de Past Simple van work
A
works
B
worked
C
working
D
work

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de Past Simple van want?
A
wanting
B
wants
C
wanted
D
wantd

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

PAST SIMPLE:
Which sentence is in the Past Simple?
A
I always walk to school.
B
I am reading a book now.
C
I organised a party past week.
D
Will you come to my party tomorrow?

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de Past Simple van study
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past simple
"walk"
A
walkt
B
walkd
C
walket
D
walked

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik begrijp de past simple...
A
goed
B
redelijk
C
niet

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezit van :
Bezit van een persoon/dier
my parents' car
The children's book
Dennis's book


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vorm van bezit: 's of '
A
Mike's dog is really cool
B
Mike' dog is really cool

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vorm van bezit: 's of '
A
The boys's skateboards are expensive
B
The boys' skateboards are expensive

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezit: 's / ' / of
parents / children
A
The parents's children are sweet.
B
The parents' children are sweet.
C
The children of the parents are sweet.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste vorm van bezit: 's of '
A
Thomas's design looks nice
B
Thomas' design looks nice

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bezit: 's / ' / of
Welke zin is correct?
A
The article was in yesterdays' paper.
B
The article was in yesterday's paper.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezit: 's / ' / of

Jamie / design
A
Jamie's design looks nice.
B
Jamies' design looks nice.
C
The design of Jamie looks nice.

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

when do we use some/any?

Slide 37 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Some/any:

He has brought some/any flowers.
A
Some
B
Any

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Some/Any:

I don't need some/any apples.
A
some
B
any

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Some/any:
I want some/any 7up.
A
some
B
any

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan "some/any" ...
A
niet toepassen
B
een beetje toepassen
C
goed toepassen
D
toepassen met hulp

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question tags

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt de question tag?
She was late,..........?
A
was she
B
wasn't she
C
is she
D
isn't she

Slide 43 - Quizvraag

Het werkwoord in de zin ( gedeelte voor de komma) staat zonder not. Dan moet dit werkwoord in tag met not.
Question tags.
Sue can't dance, ................ ?
A
can't she
B
can she
C
doesn't she
D
does she

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question tags.
She is 35, .............. ?
A
is she
B
isn't she
C
does she
D
doesn't she

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt de question tag?
She was late,..........?
A
was she
B
wasn't she

Slide 46 - Quizvraag

Het werkwoord in de zin ( gedeelte voor de komma) staat zonder not. Dan moet dit werkwoord in tag met not.
Question Tags
Welke zin is correct?
A
Tom is very strong, is he?
B
Tom is very strong, isn't he?

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ik snap nu hoe ik Question Tags kan gebruiken.
A
Ja, vet makkelijk!
B
Ja, met aantekeningen moet het lukken!
C
Nee, ik twijfel nog vaak.
D
Nee, ik snap er geen snars van..

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies