Verkoopcijfers

Waarom zou je als bedrijf
gegevens willen verzamelen?
1 / 49
volgende
Slide 1: Woordweb
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Waarom zou je als bedrijf
gegevens willen verzamelen?

Slide 1 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Gegevens!? Wat voor gegevens?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interne gegevens 
= Gegevens van je eigen bedrijf
  • Omzet
  • Aantal m2 winkelvloeroppervlakte
  • Prijzen
  • Vertrouwelijk
Externe gegevens 
= Gegevens van anderen
  • Technische ontwikkelingen
  • Inwonersaantallen
  • Branchespecifieke informatie
  • Betrouwbare bron

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Kranten en tijdschriften (op papier en digitaal)
  • Websites en nieuwsberichten
  • Via influencers en trendwatchers
  • Verzameld door anderen, zoals het CBS en brancheorganisaties
  • Uitkomsten van enquêtes of analyses van websitebezoek

Waar haal je die gegevens vandaan?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je met die gegevens doen? 
  • Verzamelen
  • Controleren
  • Verwerken
  • Rangschikken
  • Analyseren

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan je de gegevens verwerken?
Grafiek
Tabel 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een winkelier koopt een partij goederen in. De inkoopfactuurprijs is € 17.493,-. Voor de berekening van het btw-bedrag van dat artikel geldt het h-tarief. De winkelier verwacht op die partij een brutowinstmarge van 30% te realiseren.
Bereken de verwachten omzet van de partij goederen in euro's. (afronden op 2 decimalen nauwkeurig).

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het begrip wanneer de brutowinst in procenten is van de inkoopprijs?
A
Brutowinst
B
Brutowinstopslag
C
Brutowinstmarge
D
Brutowinstaftrek

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Totaalbedrag waarvoor de verkochte artikelen zijn ingekocht, exclusief btw.
Totaalbedrag waarvoor de artikelen zijn ingekocht, inclusief btw.
De btw die je betaalt aan leveranciers en die je terugontvangt van de Belastingdienst.
De btw die je ontvangt van klanten en die je moet afdragen aan de belastingdienst
Inkoopfactuurprijs
Inkoopwaarde van de omzet 
Voorbelasting
Verschuldigde omzetbelasting

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hieronder zie je het nettowinstschema. Wat moet er op plek 1 komen te staan?
A
Afzet
B
Exploitatiekosten
C
Inkoopwaarde van de omzet
D
Omzetbelasting

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hieronder zie je het nettowinstschema. Wat moet er op plek 2 komen te staan?
A
Afzet
B
Exploitatiekosten
C
Inkoopwaarde van de omzet
D
Omzetbelasting

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van een artikel is bekend dat de inkoopprijs € 19,75 en de verkoopprijs € 55,00 is. Bereken de brutowinstoplag van dat artikel in een percentage van de inkoopprijs (afronden op één decimaal nauwkeurig).

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een artikel wordt in de winkel verkocht voor een consumentenprijs van € 34,95. De btw is het hoge tarief.
Hoeveel btw betaalt de klant voor dit product?
A
€7,35
B
€6,07
C
€5,49
D
€6,65

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een tassenwinkel is de omzet van het afgelopen jaar
€120.000. De ondernemer gaat uit van een brutowinstmarge van 30% van de omzet. Hoe groot is de inkoopwaarde van de omzet?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een winkelier heeft in een bepaalde periode € 25.600 aan btw ontvangen. In dezelfde periode heeft hij € 14.230 aan btw betaald. Hoeveel moet hij aan omzetbelasting afdragen?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De heer M. Rutten, eigenaar van een groentespeciaalzaak, streeft naar een gemiddelde brutowinstopslag van 40% op de artikelen uit de “saladebar”. De inkoopprijs van een koolsalade is €3,38 per kilo. Wat is de verkoopprijs van deze salade per kg in euro's? (afronden op 2 decimalen nauwkeurig).

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Lage belastingtarief
9%
Hoge belastingtarief
21%

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet er op de puntjes komen te staan?
A
Omzet
B
Nettowinst
C
Winst
D
Verkoopprijs

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een hoge omzet zorgt automatisch voor een hoge brutowinst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van een doucheset zijn de volgende gegevens bekend:
• de consumentenprijs is € 64,95
• het brutowinstpercentage is 62% van de inkoopprijs
• voor de btw geldt het h-tarief

Bereken de inkoopprijs (afronden op 2 decimalen nauwkeurig)
A
€33,13
B
€53,67
C
€48,15
D
€40,27

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan je doen om de exploitatiekosten te verlagen?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het rijtje
Consumentenprijs
BTW                                    -/-
Verkoopprijs
Inkoopprijs                      -/-
Brutowinst
Kosten                             -/-
Nettoresultaat

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinst
  • Brutowinstopslag
  • Brutowinstmarge 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinstopslag

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinstmarge

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BTW
Formule
Af te dragen omzetbelasting = ontvangen btw − betaalde btw

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verkoopprijs inclusief btw noemen we ook wel de:
A
inkoopfactuurprijs
B
verkoopkosten
C
verkoopprijs
D
consumentenprijs

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De prijs die de detaillist betaalt aan de groothandel noemen we de:
A
verkoopprijs
B
inkoopfactuurprijs
C
fabricagekosten
D
inkoopprijs

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De nettowinst bereken je als volgt:
A
inkoopprijs + brutomarge
B
commerciele kostprijs + winstopslag
C
brutowinst - kosten
D
omzet - inkoopkosten

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verkoopprijs bereken je als volgt:
A
inkoopprijs + brutowinst
B
brutowinst - overige kosten
C
omzet - inkoop
D
inkoopprijs + btw

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tabel 1 of 2?
VerkoopPrijs
100%
Inkoop (IWO)
80%
Brutowinst
20%
VerkoopPrijs
220%
Inkoop(IWO)
100
Brutowinst
120
Bijv.: teksten waarbij staat 20% van de Verkoopprijs
Bijv.: teksten waarbij staat 120% bovenop de Inkoopprijs

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopprijs is 100%
Inkoopprijs is 100%
Jan doet 15% brutowinst bovenop zijn inkoopprijs
15 % van de verkoopprijs is brutowinst
Jan heeft een winstopslag van 50%
50% van der verkoopprijs is brutowinst

Slide 32 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bruto naar Nettowinst
Brutowinst - exploitatiekosten = Nettowinst

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De omzet van de kledingwinkel van Klaas is EUR 35.000, de inkoopwaarde is EUR 15.000 en de kosten zijn EUR 7.500. De brutowinst is:
A
20.000
B
12.500
C
2.500
D
75.000

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Brutowinst-
opslag
Brutowinst-
marge
28% van de inkoopprijs
10% van de verkoopprijs

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een fiets heeft een verkoopprijs van EUR 895. De brutowinstopslag is 35%. Bereken de inkoopprijs:

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een Loungeset heeft een consumentenprijs van EUR 499,
btw is 21%. De brutowinsmarge is 30%. Wat is de inkoopprijs:

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Remy heeft een consumenten omzet van 350000,-(btw H). Zijn exploitatiekosten zijn 25000,-. Hij heeft een winstopslag 125%.
A: Wat is Remy z'n nettowinst?
A
64220,2
B
321100,9
C
230000
D
135697,89

Slide 38 - Quizvraag

350000/121*100= 289256,19 / 225 * 125= 160697,88 (brutowinst) - 25000 (kosten)=      135697,88
Remy heeft een consumenten omzet van 350000,-(btw H). Zijn exploitatiekosten zijn 25000,-. Hij heeft een winstopslag 125%.

 
A: Wat is Remy z'n nettowinst?
B: Wat is Remy z'n IWO?

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een formule om de brutowinst te berekenen?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkooprijs: 180 euro
Verkooprijs: 245 euro

A. Hoeveel is de brutowinst per stuk?
B. Hoeveel is de brutowinst als percentage van de inkoopprijs?

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Berekenen van de brutowinst

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


- Inkoopwaarde: 50.000,-
- Omzet: 110.000,0
A. Wat is de brutowinst?
B. Wat is de brutowinstopslag?

Slide 48 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De inkoopprijs is 100 euro en de winkel wil rekenen met een brutowinstopslag van 25%. Wat is de verkoopprijs?

Slide 49 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies