Spaans 18 de mayo 4H1

Examenvoorbereiding
schrijven (31 mei)
gesprekken voeren (2 juni)
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examenvoorbereiding
schrijven (31 mei)
gesprekken voeren (2 juni)

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een gepaste aanhef als je:
een mail stuurt naar Yvette
A
Querido Yvette:
B
Hola Yvette:
C
Querida Yvette:
D
Holo Yvette:

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een gepaste aanhef als je:
een whatsapp stuurt naar Raúl
A
Querido Raúl:
B
Hola Raúl:

Slide 3 - Quizvraag

Hoe feliciteer je iemand met zijn verjaardag?
A
¡Felicidades!
B
¡Feliz cumpleaños!
C
¡Mucho éxito!
D
¡Que te diviertas!

Slide 4 - Quizvraag

Voy a hacer prácticas - betekent:
A
ik ga stagelopen
B
ik loop stage

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent:
domicilio
A
woonplaats
B
adres
C
postcode
D
land

Slide 6 - Quizvraag

wat betekent:
¡Felicidades con tu permiso de conducir!
A
gefeliciteerd met je zwemdiploma
B
gefeliciteerd met je rijbewijs

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent:
Te invito a beber algo conmigo.
A
Jij nodigt me uit om iets te drinken met jou
B
Ik nodig je uit om iets te drinken met mij

Slide 8 - Quizvraag

vertaal:
Beste Ricardo:

Slide 9 - Open vraag

vertaal:
Ik ga stagelopen in Mallorca.

Slide 10 - Open vraag

vertaal:
Ik loop stage in Menorca.

Slide 11 - Open vraag

vertaal:
Gefeliciteerd met je verjaardag!

Slide 12 - Open vraag

Vertaal: Ik nodig je uit om iets met mij te drinken.

Slide 13 - Open vraag

Vertaal:
Gefeliciteerd met jullie bruiloft!

Slide 14 - Open vraag

vertaal: We gaan naar op maandag om acht uur naar de bioscoop.

Slide 15 - Open vraag

noteren van de datum in het Spaans
fecha: el 9 de febrero de 2021
hora: las dos y media
lugar: Westervoort
dirección: Gruttostraat 10

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Vertaal de volgende zinnen met een vorm van tener que + heel werkwoord
1. Je moet om 10.00 aanwezig zijn
2. Zij moeten de rekening betalen
3. Wij moeten de koffers pakken
4. Jan moet naar huis gaan
5. U moet om 8.00 vertrekken

Slide 21 - Tekstslide

Vertaal de volgende zinnen met een vorm van tener que + heel werkwoord
1. Je moet om 10.00 aanwezig zijn
(tú)Tienes que estar presente a las 10.00 (diez).
2. Zij moeten de rekening betalen
(ellos) Tienen que pagar la cuenta
3. Wij moeten de koffers pakken
(nosotros)Tenemos que hacer las maletas
4. Jan moet naar huis gaan
Juan tiene que ir a casa
5. U moet om 8.00 vertrekken
(Usted) Tiene que salir a las ocho

Slide 22 - Tekstslide

SCH A1

Slide 23 - Tekstslide