Naamvallen herkennen en schema toepassen

Lernziele
  • Ik kan de Der- en Eingruppe en de Personalpronomen m.b.v. het naamvallenschema in de juiste vorm toepassen
  • Ik kan de vormen m.b.v. het naamvallenschema herkennen
Programm

Lessonupvragen
uitleg
denken-delen-uitwisselenopdrachten
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lernziele
  • Ik kan de Der- en Eingruppe en de Personalpronomen m.b.v. het naamvallenschema in de juiste vorm toepassen
  • Ik kan de vormen m.b.v. het naamvallenschema herkennen
Programm

Lessonupvragen
uitleg
denken-delen-uitwisselenopdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Taal-schrijftoets
Grammatica:

  • Nominativ, Dativ, Akkusativ persoonlijke voornaamwoorden en Der- en Eingruppe m.b.v. naamvallenschema.
Leren:
  • Bezittelijke voornaamwoorden Ne-Du (blz 154-155/16)
  • Lijst sterke werkwoorden (zie bijlage):
leren: van Nederlands naar Duits (zelf meenemen);
leren: drie hoofdvormen.
  • Briefconventies
Schrijfgedeelte:
hulpmiddel: woordenboek Ne-Du en naamvallenschema


Slide 2 - Tekstslide

Wat betekenen onderstaande begrippen?
Nominativ = 
Dativ = 
Akkusativ = 
Denken, delen, uitwisselen
timer
0:30

Slide 3 - Tekstslide


Nominativ = onderwerp
Dativ = meewerkende vorm
Akkusativ = lijdende vorm

Slide 4 - Tekstslide

Nog een vorm
Genetiv = bezit
Der Brief meines Vaters/meiner Mutter (van de)
Alleen in de schrijftaal
Bovenbouw

Slide 5 - Tekstslide

Welke woorden kunnen van vorm veranderen?
Denken, delen, uitwisselen

Ergebnis: 3 soorten woorden.
timer
0:30

Slide 6 - Tekstslide

Welke woorden kunnen van vorm veranderen?
- Dergruppe: Lidwoorden (der, die,das) en diese, welche, alle, manche, solche, jede

Slide 7 - Tekstslide

Welke woorden kunnen van vorm veranderen?
1 Dergruppe: Lidwoorden (der, die,das) en diese, welche, alle, manche, solche, jede
2 Eingruppe: ein en kein, alle bezittelijke voornaamwoorden: mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr

 

Slide 8 - Tekstslide

Welke woorden kunnen van vorm veranderen?
1 Dergruppe: Lidwoorden (der, die,das) en diese, welche, alle, solche, jede 
2 Eingruppe: ein en kein, alle bezittelijke voornaamwoorden: mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr
3 Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer krijg je met vormen te maken?
Denken, delen, uitwisselen.
timer
0:30

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer krijg je met vormen te maken?
v = na voorzetsels
(w = na bijzondere werkwoorden)
o = na ontleden, wanneer van bovenstaande geen sprake is.
=
de v(w)o methode

Slide 11 - Tekstslide

Teil I: Vormen (naamvallen) herkennen
Op de volgende dia staat een kleine tekst.
In elke zin komt het woord 'Jäger' voor.
Bepaal in elke zin in welke vorm (naamval) het woord 'Jäger' staat:
Nominativ, Dativ of Akkusativ
en waarom?


Slide 12 - Tekstslide

- Arbeitet zu zweit
- Vertaal de zin
- In welke vorm staat het woord 'Jäger' in de 4 verschillende zinnen?
- leg uit waarom (beargumenteer)

Der Jäger lauert (schuilt) hinter einem Baum.
Doch keine Gämse (gems) zeigt sich dem Jäger.
Die Gämsen haben den Jäger längst gesehen.
Die Jäger haben alle ein Gewehr.
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Der Jäger lauert (schuilt) hinter einem Baum 
De jager schuilt achter een boom.

der Jäger = Nominativ  (wie schuilt achter de boom?)
Aanwijzing: 'der' is de Nominativvorm van 'der'

Slide 14 - Tekstslide

Doch keine Gämse (gems) zeigt sich dem Jäger.

Geen gems laat zich aan de jager zien.

dem Jäger = Dativ (laten zien aan)
Aanwijzing: dem (Dativvorm van 'der')

Slide 15 - Tekstslide

Die Gämsen haben den Jäger längst gesehen.

De gemsen hebben de jager al lang gezien.

den Jäger = Akkusativ (wie hebben de gemsen gezien?)
Aanwijzing: 'den' is de Akkusativvorm van 'der'

Slide 16 - Tekstslide

Die Jäger haben alle ein Gewehr.
De jagers hebben allemaal een geweer

Die Jäger = Nominativ (wie hebben een geweer?)
Aanwijzing: 'die' is de meervoudsvorm 

Slide 17 - Tekstslide

Teil II: Ergänze die richtige Form
  • Ik kan de 'Personalpronomen' in de juiste vorm toepassen

Hilfsmittel: het naamvallenschema

Slide 18 - Tekstslide

Meine Mutter backt leckere Kuchen für (jullie) .......

A
sie
B
Sie
C
ihr
D
euch

Slide 19 - Quizvraag

Akkusativ 
Voorzetsel für

Slide 20 - Tekstslide

Ich werde (haar) …………. morgen anrufen (opbellen).

A
sie
B
Sie
C
ihr
D
ihn

Slide 21 - Quizvraag

Geen voorzetsel,
Dus ontleden = Akkusativ

Slide 22 - Tekstslide

Bitte, das ist für .......
A
ihm
B
dich
C
dir
D
Ihnen

Slide 23 - Quizvraag

Für + Akkusativ
Dich is de enige Akkusativvorm, 
de overige antwoorden zijn Dativvormen

Slide 24 - Tekstslide

Teil II: Ergänze die richtige Form
Ik kan de Der- en Eingruppe  in de juiste vorm toepassen

Slide 25 - Tekstslide

Welke vorm en waarom? Beargumenteer
1. Ich fahre immer mit (de) …………….. Fahrrad (o) zu (de)………. Schule (v)
2. Der Junge (m) gibt d.. Mädchen (o) ein.. Kuss (m)
3 Er kauft ein.. interessantes Buch (o)
4 Mein Vater (m) gibt unser.. Lehrer (m) ein.. Hand (v)

Mit wem? Arbeite zu zweit/dritt
Hilfsmittel: naamvallenschema
timer
4:00

Slide 26 - Tekstslide

1. Ich fahre immer mit dem Fahrrad (o) zur (zu der)Schule (v)

Voorzetsels 'mit' en 'zu': Dativ + Dergruppe + onzijdig en vrouwelijk

Slide 27 - Tekstslide

2. Der Junge (m) gibt dem Mädchen (o) einen Kuss 
geen voorzetsel
dus ontleden
geven aan het meisje = Dativ, Dergruppe, onzijdig
einen Kuss = Akkusativ

Slide 28 - Tekstslide

3. Er kauft ein interessantes Buch 
geen voorzetsel
geen bijzonder werkwoord
dus ontleden
Wat koopt hij?
Akkusativ, Dergruppe, onzijdig

Slide 29 - Tekstslide

4. Mein Vater (m) gibt unserem Lehrer (m) ein Hand (v)
 Mein Vater = Nominativ (wie geeft..), Eingruppe, mannelijk
unserem Lehrer = Dativ (geen voorzetsel, geen bijzonder werkwoord, dus ontleden = geven aan), Eingruppe, mannelijk
ein Hand = Akkusativ (geen voorzetsel, geen bijzonder werkwoord dus ontleden: wie geeft wat aan de docent, Eingruppe, vrouwelijk

Slide 30 - Tekstslide

Welk leerdoel heb je vooral gehaald?
Ik kan de Der- en Eingruppe m.b.v. het naamvallenschema toepassen
Ik kan vormen herkennen
Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden m.b.v. het naamvallenschema toepassen
Ik heb geen enkel leerdoel gehaald

Slide 31 - Poll

Meer oefenen?
Klik op de volgende dia.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link