Verbindingswoorden

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica
- Verbindingswoorden

Slide 2 - Tekstslide

Doel:
  • Je kunt verbindingswoorden herkennen.
  • Je kunt naast korte zinnen ook langere zinnen maken door verbindingswoorden te gebruiken.
  • Je gebruikt dan ook een komma en zet deze vóór het verbindingswoord.
  • Geen komma bij 'en' /'of' 

Slide 3 - Tekstslide

Verbindingswoorden
lesdoel

  • .


Voorbeeld:

en, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen, want, maar, dus. (er zijn er nog veel meer!)

Slide 4 - Tekstslide


en
                              maar
                                                          omdat
            want
                                             terwijl
    dus
                                                                                    zodat
                                                      zodra
                          of
  als
                                       doordat
                                                                        nadat
 

Denk aan tekstverbanden
 ( begrijpend lezen ) !!!!

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord?
  • Hetzelfde als een verbindingswoord
  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen
      woordgroepen, zinsdelen, zinnen en alinea’s.

Slide 6 - Tekstslide

Samenvoegen van zinnen
  • Je kunt korte zinnen samenvoegen met een verbindingswoord!
  • Voorbeeld: De meisjes spelen vaak samen. Ze zijn goede vriendinnen.
  • De meisjes spelen vaak samen, want zij zijn goede vriendinnen.
  • De meisjes spelen vaak samen, omdat zij goede vriendinnen zijn.
  • nog een: Ilse kan niet pinnen. Haar saldo is te laag.
  • Ilse kan niet pinnen, want haar saldo is te laag.
  • Ilse kan niet pinnen, omdat haar saldo te laag is.

Slide 7 - Tekstslide

Verbindingswoorden en kommagebruik



  • Voor welke twee verbindingswoorden komt meestal geen komma?
  • en / of
  • Bedenk een zin, waarbij het woord als aan het begin staat. Wat valt je op?
  • Er komt een komma tussen de twee persoonsvormen.

Slide 8 - Tekstslide

Dus je schrijft een komma:

  1.  tussen twee persoonsvormen
  2.  tussen delen van opsomming
  3.  vóór verbindingswoorden     

Slide 9 - Tekstslide

Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
A
verbindingswoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 10 - Quizvraag

Piet wil cola en vla, maar dat mag niet.

Hoeveel verbindingswoorden zie je ?
A
0: geen
B
1: maar
C
2: en + maar
D
3: wil + en + maar

Slide 11 - Quizvraag

Wat doen verbindingswoorden?
A
Ze verbinden alléén alinea's met elkaar
B
Ze verbinden woorden, woordgroepen, zinnen én alinea's
C
Ze verbinden teksten met elkaar
D
Ze verwijzen terug naar iets wat eerder genoemd is in een zin

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn verbindingswoorden?
(Meerdere antwoorden mogelijk)
A
zeker / mag
B
want / toen
C
maar / en
D
of / omdat

Slide 13 - Quizvraag

Waar staat de komma?

Omdat ik laat was, moest ik wachten.
A
voor het verbindingswoord
B
tussen 2 persoonsvormen

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer gebruik je GEEN komma?
A
Tussen twee persoonsvormen
B
Voor de woorden 'en' en 'of'
C
D
Voor verbindingswoorden

Slide 15 - Quizvraag

Waar of niet waar?
En, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus zijn verbindingswoorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn verbindingswoorden?
A
en, maar, want, omdat, tenzij, terwijl,
B
niet, eens, waarom, welke
C
leuk, zout, kopje, mier, aandacht, enorm
D
wel, waar, wie, hoe, wat

Slide 17 - Quizvraag

Toen ik gisteren de krant las, ging het alleen maar over corona, omdat mensen daar over willen lezen.

Wat zijn de verbindingswoorden?
A
toen, ging
B
toen, omdat
C
ging, omdat
D
toen, omdat, ging

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide