3e jaar h - 8.1 Wat is welvaart?

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorstelronde

  • Wie is M. Scholten?
  • Regels/verwachtingen
  • Wat hebben jullie gehad qua lesstof?
  • Wat zijn jullie gewend qua werkwijze?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag:

  • Leerdoelen paragraaf 8.1 (komende periode Hfst 8)
  • Instructie paragraaf 8.1 
  • Aan de slag met 8.1
  • Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 8.1
  • Je kunt het verschil tussen welvaart in enge zin en in ruime zin uitleggen.
  • Je kunt uitleggen dat de welvaart in enge zin wordt gemeten met behulp van het bbp en dat de stijging zorgt voor een economische groei.
  • Je kunt de vier productiefactoren noemen en aangeven hoe ze nodig zijn.
  • Je kunt de vier productiesectoren noemen en voorbeelden geven. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welvaart
Wat is welvaart?
Hoe goed iemand met zijn middelen in zijn behoeften kan voorzien . Oftewel: kun je jouw wensen vervullen?

Een miljonair is dus niet per definitie welvarender dan iemand in de bijstand.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt welvaart gemeten?
  • welvaart in enge zin 


  • welvaart in ruime zin  
welvaart uitdrukken in geld.
naast geld ook behoeftes die niet in geld zijn uit te drukken. (gezondheid en leefomgeving).

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meetbare welvaart

  • BBP (bruto binnenlands product) Dit is de totale productie van bedrijven en overheid.
  • BBP per hoofd van de bevolking (zegt iets over de welvaart van mensen)= totale bbp/aantal inwoners
  • Je bereikt economische groei wanneer het bbp stijgt. 


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BBP staat voor?
A
Bruto binnenlands product
B
Netto binnenlands product
C
Bruto buitenlands product
D
Bruto binnenlands inkomen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Productiefactoren
Middelen die je nodig hebt om te kunnen produceren
er zijn in totaal 4 productiefactoren:
Kapitaal--> machines en gebouwen.
Arbeid--> werknemers
Natuur-->alles wat zonder bewerking uit de natuur komt
Ondernemerschap-->de ondernemer combineert
de productiefactoren.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productiesectoren   

Slide 10 - Tekstslide

De ondernemingen waarbij je kunt werken, zijn verdeeld in vier productiesectoren.

De primaire sector: hier horen bedrijven bij die grondstoffen maken zoals boeren, vissers, de houtkap en mijnbedrijven.

De secundaire sector: hier horen bedrijven bij die de grondstoffen van de primaire sector nemen en verwerken tot iets anders. Fabrieken, bouwbedrijven, pottenbakkers en soortgelijke bedrijven.

De tertiaire sector: hierin vind je alle bedrijven die een dienst leveren (en dus niet een goed maken!) en deze met winst proberen te verkopen. Alle winkels horen hierbij, maar ook de bank, de NS, de kapper en klusbedrijven,

De quartaire sector: hier vallen alle bedrijven onder die een dienst leveren en deze niet met winst proberen te verkopen. De diensten die in de quartaire sector worden geleverd zijn grotendeels openbaar. Hieronder vallen de politie, brandweer en het onderwijs.
LET OP! Verschil in begrippen.
productieFACTOREN (kapitaal, arbeid, natuur, ondernemerschap)

productieSECTOREN (primaire, secundaire, tertiaire, quartiare)


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag! 
Samen opgaven 4 en 9

Huiswerk: vragen 1 t/m 11 (behalve 4 en 9 dus...)


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt allemaal!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies