Kapitel 2: WERDEN (tt)

Werkwoorden - werden 
intro
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden - werden 
intro

Slide 1 - Tekstslide

wat is de Duitse vertaling van 'worden'

Slide 2 - Open vraag

wat is de Duitse vertaling van 'zullen'

Slide 3 - Open vraag

het werkwoord werden
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 4 - Sleepvraag

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
werden -> uitzondering
werde
wirst
wird

werden
werdet
werden
uitleg

Slide 5 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 10 vragen:
  • 5x multiple choice
  • 5x open

Kan jij werden al correct vervoegen?
uitleg

Slide 6 - Tekstslide

werden (ich)
1/10
A
werde
B
wirde
C
werd
D
wird

Slide 7 - Quizvraag

werden (ihr)
2/10
A
wirdet
B
werd
C
werdet
D
werdt

Slide 8 - Quizvraag

werden (du)
3/10
A
werdest
B
wirst
C
wirdst
D
wirdest

Slide 9 - Quizvraag

werden (Thomas)
4/10
A
werdet
B
wirst
C
werdest
D
wird

Slide 10 - Quizvraag

werden (wir)
5/10
A
wirden
B
werden
C
werdet
D
wirsten

Slide 11 - Quizvraag

werden (du)
6/10

Slide 12 - Open vraag

werden (ich)
7/10

Slide 13 - Open vraag

werden (Maria)
8/10

Slide 14 - Open vraag

werden (ihr)
9/10

Slide 15 - Open vraag

werden (Sie)
10/10

Slide 16 - Open vraag

werden -> betekenis (1)
worden

  • Morgen werde ich 16.
  • Ich will später Lehrerin werden.
  • Mein nächstes Fahrrad wird blau.
  • Ich werde verrückt!

uitleg

Slide 17 - Tekstslide

werden -> betekenis (2)
zullen, gaan ..., van plan zijn

  • Das werde ich nicht machen. 
  • Wir werden dich morgen besuchen. 
  • Thomas wird seine Hausaufgaben machen. 
  • Werdet ihr das Buch noch lesen?
uitleg

Slide 18 - Tekstslide

  • Morgen ga ik je bellen. (van plan zijn -> werden)
  • Morgen ga ik naar oma. (naartoe -> gehen)
  • Gaan we nog afspreken? (zullen -> werden)
  • Gaan we nog? (naartoe -> gehen)

gaan: werden of gehen?
werden: zullen, gaan ..., van plan zijn
gehen: ergens naartoe
uitleg

Slide 19 - Tekstslide

En nu jij!
Je krijgt 6 multiple choice vragen.

Weet jij al wanneer je werden of gehen moet gebruiken?
uitleg

Slide 20 - Tekstslide

Ali will später Lehrer ...
1/6
uitleg/antwoord
Ali wil leraar worden -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 21 - Quizvraag

Wir ... morgen nach
Deutschland fahren.
2/6
uitleg/antwoord
wij zijn van plan naar Duitsland te rijden -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 22 - Quizvraag

Das ... ich echt nicht
machen!
3/6
uitleg/antwoord
dat zal ik echt niet doen! -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 23 - Quizvraag

Gute Nacht, ich ...
ins Bett!
4/6
uitleg/antwoord
ik ga naar bed (toe) -> gehen
A
werden
B
gehen

Slide 24 - Quizvraag

Tschüs! Wir ... nach
Hause!
5/6
uitleg/antwoord
wij gaan naar huis (toe) -> gehen
A
werden
B
gehen

Slide 25 - Quizvraag

Karim ... gleich alles
aufräumen.
6/6
uitleg/antwoord
Karim zal zo alles opruimen -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 26 - Quizvraag

Samenvatting
uitzondering:  werden

werden:                                          
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
werde
wirst
wird

werden
werdet
werden
werden heeft 2 betekenissen:
  1. worden
  2. zullen/van plan zijn/gaan ...

Vertalen van gaan:
  • werden = van plan zijn, zullen
  • gehen = ergens naartoe
uitleg

Slide 27 - Tekstslide

slotwoord

Slide 29 - Tekstslide