Week 4 (enquete en lezen H3

Welkom 3F! Wat gaan we doen?
* Lezen H3 Signaalwoorden en verbanden Blz. 64
* Herhaling signaalwoorden
- Samen tekst lezen
- Opdracht 2 en 3 maken (klaar? laten zien!)
* verhaal 3 lezen ( WAUW!)
Vrijdag 22 okt proefwerk lezen H1 t/m 3
 
timer
20:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 3F! Wat gaan we doen?
* Lezen H3 Signaalwoorden en verbanden Blz. 64
* Herhaling signaalwoorden
- Samen tekst lezen
- Opdracht 2 en 3 maken (klaar? laten zien!)
* verhaal 3 lezen ( WAUW!)
Vrijdag 22 okt proefwerk lezen H1 t/m 3
 
timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

Welkom 3F! Wat gaan we doen?
Herhaling grammatica
Taalvaardig blz. 30
- Opdracht 5 maken ( Tip: Schrijf de hele zin over)
Taalverzorging blz. 57
- Samen startopdracht maken
- Uitleg samengestelde zinnen
- Opdracht 1, 2 en 4 maken (klaar? Laten zien!)

Slide 2 - Tekstslide

Woensdag 1e uur
1A C211  Veerle
1B D103 Eva
1C C107 Luan
1D C207 Betul
2A C205 Renee
2B C217 Obid
2C C114 Dennis

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Zo
is een signaalwoord voor..
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming

Slide 5 - Quizvraag



'Tevens' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 6 - Quizvraag

wat is (zijn) signaalwoord(en)?
A
tegen
B
bovendien
C
vervolgens
D
zij

Slide 7 - Quizvraag


Welk van de onderstaande signaalwoorden hoort niet bij het tekstverband opsomming
A
en
B
ook
C
omdat
D
verder

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk verband je te maken hebt.
D
Ze geven voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.

Slide 9 - Quizvraag



'Toch' is een signaalwoord voor
A
een voorbeeld
B
een tegenstelling
C
een opsomming

Slide 10 - Quizvraag

In een tekstje staat het signaalwoord 'maar'.
Welk verband geeft dit signaalwoord aan?
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
tijdvolgorde

Slide 11 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 12 - Quizvraag

Nakijken opdracht 1
1 B een korte samenvatting vooraf.
2 Niet alleen … ook, daarnaast
3 Smaakpapillen
4 alinea 6 en 7
5 informeren
6 De smaaksensoren in je mond zijn zenuwuiteinden die in verbinding staan met je hersenen en dus de smaak doorgeven aan de hersenen.
7 tevens
8 Door ve-tsin wordt de eetlust voor bepaalde voedingsproducten versterkt. Het kan de consument stimuleren bepaalde producten te gebruiken, waardoor de producent meer van het product verkoopt.
9 Zo
10 Hoewel … toch
11 A Alinea 6 en 7 vormen samen een opsomming.
12 In alinea 7 staat een opsomming van factoren die een rol spelen bij het ontwikkelen van een smaakvoorkeur.
13 D ‘Welke smaken je lekker vindt, wordt behalve door gewenning ook beïnvloed door geur, geluid, gedachten en meningen over producten.’ (al. 7)

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken opdracht 1
9 Zo
10 Hoewel … maar
11 A Alinea 6 en 7 vormen samen een opsomming.
12 Produceten die de meeste mensen niet lekker vinden
13 D ‘Welke smaken je lekker vindt, wordt behalve door gewenning ook beïnvloed door geur, geluid, gedachten en meningen over producten.’ (al. 7)

Slide 14 - Tekstslide

Inleiding enquête
Boven en enquête schrijf je een inleiding. Hierin zet je wie jullie zijn en wat jullie onderzoeken. Leg uit wat nettiquette zijn.
Vraag of de persoon eerlijk de enquête in wil vullen en bedank ze hier voor.
Vraag of ze de enquete eerlijk willen invullen en bedank de klas daar voor.

(Minimaal 5 goede zinnen)


Slide 15 - Tekstslide

Welkom3F! Wat gaan we doen?
Proefwerk lezen maandag 18 oktober
Lezen H4 blz. 64
- Samen opdracht 1
- Uitleg signaalwoorden
- Samen tekst 2 lezen en zelfstandig opdracht  (20 minuten)
klaar? Pak het leesboek en lees het tweede verhaal.

Slide 16 - Tekstslide

Signaalwoorden
opsomming:  ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, bovendien, tevens, daarnaast, ten slotte, en. 

tegenstelling herken je aan signaalwoorden zoals: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant … aan de andere kant, daarentegen.

voorbeeld (toelichting)bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere, ter illustratie.

Slide 17 - Tekstslide