Week 38

Welkom toppers! 
Pak paragraaf 2.8 op je Ipad vast voor je. 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom toppers! 
Pak paragraaf 2.8 op je Ipad vast voor je. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning 
- Toets 
- Theorie vorige week herhalen
- Nieuwe theorie spelling
- Opdracht samen doen
- Opdrachten maken
- Opdracht bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie 
Vorige les: herhaling samengestelde zin + voegwoord
Deze les: persoonsvorm en voltooid deelwoord

1. Hij heeft de stof voor de toets (herhalen). 
2. Hij (herhalen) de stof voor de toets. 


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordsvormen
1. Hij (bestellen) een koekje bij de barvrouw. 
2. Vorige week heeft hij daar ook een koekje (bestellen). 

1. Het (gebeuren) vandaag nog!
2. Gisteren was het nog steeds niet (gebeuren)...


Slide 4 - Tekstslide

bestelt
besteld
gebeurt
gebeurd 
Hoofdzin en bijzin 
1. Hij vond haar niet meer zo aardig, omdat ze vorige week gemeen deed. 

2. Gisteren liep Tim tegen een deur aan en hij had daarna erg last van zijn hoofd. 

Stap 1: persoonsvormen onderstrepen
Stap 2: onderwerpen onderstrepen
Stap 3: dubbele zinsdeelstrepen
Stap 4: voegwoord
Stap 5: hoofdzin of bijzin? 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken... 
2.8 opdr. 2,3,4,5,6 

Neem de tijd voor de opdrachten. Zorg dat je de stof beheerst en stel vragen!

Klaar? Lezen in je leesboek of samenvatting maken van hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2.  

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom!
- Lezen
- Filmpje
- Herhalen theorie persoonsvorm en voltooid deelwoord
- Nieuwe theorie meervouden
- Maken.. 2.8 opdr. 2,3,4,5,6,9,10 + extra oefeningen 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

DOEL

- je kunt meervouden correct spellen
spelling: meervoud

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de drie meest voorkomende manieren waarop het meervoud van een zelfstandig naamwoord wordt gemaakt?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je doen om een afkorting in het meervoud te zetten?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Als zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud eindigen op -ee, dan voeg je in het meervoud -ën toe aan het woord. Geef een voorbeeld.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ligt de klemtoon wel op -ie, dan schrijf je zet je er -ën achter. Geef een voorbeeld.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je schrijft ’s (apostrof + s) als anders een verkeerde uitspraak zou ontstaan. Geef een voorbeeld.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Soms heeft een woord twee verschillende meervoudsuitgangen. Geef een voorbeeld.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Soms is er alleen maar een enkelvoud of een meervoud. Geef een voorbeeld.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
groenten
B
groentes
C
allebei goed
D
allebei fout

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
tweën
B
tweeën
C
twëen
D
tweëen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
driën
B
drieën
C
driëen
D
drieëen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
1 graf
A
2 graaven
B
2 grafen
C
2 graffen
D
2 graven

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is goed?
A
kommaas
B
kommas
C
komma's
D
kommaa's

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Groente wordt in het meervoud groenten of groentes.
Het meervoud van hoogte wordt dus
_____________ of _______________ .

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Museum wordt in het meervoud museums of musea.
Het meervoud van jubileum wordt dus
_____________ of _______________ .

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Datum wordt in het meervoud datums of data.
Het meervoud van centrum wordt dus
_____________ of _______________ .

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zeeman wordt in het meervoud zeemannen, zeelui of zeelieden.
Het meervoud van vakman wordt dus
_________, _________ of _________ .

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

GELEERD?

- je kunt meervouden correct spellen
spelling: meervoud

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welkom toppers! 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
- Lezen
- Huiswerk controleren
- Theorie grammatica
- Stof voor de toets bespreken
- Opdrachten maken 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie 
- Persoonsvorm (tijdproef)
- Persoonsvorm is altijd onderdeel van werkwoordelijk gezegde

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen ontleden - stappenplan
1. Persoonsvorm onderstrepen     tijdproef 
2. Zinsdeelstrepen                              voor de pv 
3. Werkwoordelijk gezegde             alle ww (ook pv) 
4. Onderwerp                                         wie/wat + wg 
5. Lijdend voorwerp                            wie/wat + wg + ow
6. Meewerkend voorwerp                 aan wie/voor wie + wg + o + lv
7. Bijwoordelijke bepaling                 overige (waar, wanneer, hoe)

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Daarna heeft de dokter zijn patiënt een injectie gegeven. 


2. Mijn oma heeft in de jaren '50 veel kinderen gekregen. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kennen en kunnen voor de toets
- Woorden leren 
- Zinsdelen 
- Hz en Bz 
- Bwb
- Samengestelde zin
- Vtd 
- Leestekens 
- Meervoud zn 
- pv t.t. of vtd 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken... Grammatica 2.7, opdr. 1c,3,4,6,7,8,10 (in je schrift) 
Klaar? Leren voor de toets
timer
25:00

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Je brandt het huis af. 
2. Brand je het huis af?
3. Brandt je vader het huis af 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefeningen ww-spelling
1. Hij (vertrouwen) haar niet. 
2. Hij  heeft haar nooit (vertrouwen). 


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies