Globalisering les 3

Inhoud presentatie 3: ontwikkelingspeil (B220, 228-242)
  • Ontwikkelingskenmerken
  • BNP/BBP/koopkracht
  • Basisbehoeften
  • HDI
  • Werken in landbouw/industrie/diensten
  • Bevolkingsgroei
  • Urbanisatiegraad en urbanisatietempo
  • Primate cities

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Inhoud presentatie 3: ontwikkelingspeil (B220, 228-242)
  • Ontwikkelingskenmerken
  • BNP/BBP/koopkracht
  • Basisbehoeften
  • HDI
  • Werken in landbouw/industrie/diensten
  • Bevolkingsgroei
  • Urbanisatiegraad en urbanisatietempo
  • Primate cities

Slide 1 - Tekstslide

HDI index

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent HDI ook alweer?
A
High Development Inquiry
B
Human Development Index
C
Human Development Injustice
D
High Development Institution

Slide 3 - Quizvraag

Ontwikkeld vs ontwikkelingsland
Hoe meet je dit? 
ontwikkelingspeil: armoede/rijkdom in een land          > ontwikkelingskenmerken:
Inkomen (BNP per inwoner / BBP / koopkracht)
                                                                                                                    Basisbehoeften (B230):
                                                                                            Voeding (voldoende kcal/kj)
                                                                                            Gezondheid (artsendichtheid / zuigelingensterfte)
                                                                                            Onderwijs (analfabetisme)
                                                                                            Huisvesting (% huizen met waterleiding en riolering)
HDI: Human Development Index (B231) (VN)= basisbehoeften+BNP+levensverwachting
=> overig: bevolkingsgroei, urbanisatie, landbouw

Slide 4 - Tekstslide

Over welke basisbehoefte gaat de kaart hiernaast?
A
Voedsel
B
Huisvesting
C
Onderwijs
D
Gezondheidszorg

Slide 5 - Quizvraag

BNP/BBP/Koopkracht? B229

Slide 6 - Tekstslide

BNP= De totale productie van goederen en diensten in een land in een jaar, uitgedrukt in geld.
Om te vergelijken: delen door het aantal inwoners van een land

Geen rekening gehouden met 
sociale/regionale ongelijkheid of
koopkracht

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Waar bestaat de Human Development index uit?
A
Basisbehoeften - BNP - Analfabetisme
B
Basisbehoeften - BNP per inwoner - Levensverwachting
C
Analfabetisme - BNP per inwoner - Levensverwachting
D
Analfabetisme - Basisbehoeften - Levensverwachting

Slide 9 - Quizvraag

In welke situatie kan je het meeste kopen?
A
Hoog BNP per hoofd, lage koopkracht
B
Laag BNP per hoofd, hoge koopkracht
C
Hoog BNP per hoofd, hoge koopkracht
D
Laag BNP per hoofd, lage koopkracht

Slide 10 - Quizvraag

Basisbehoeften
1. Voedsel (B235)
2 soorten honger: 
Kwalitatief = Eiwit + vitamines
Kwantitatief = Minimale hoeveelheid kj per dag
Vrouw 2000 kj per dag
Man 2200 kj per dag
Kind – afhankelijk lengte, leeftijd, gewicht minimaal 1200 kj per dag

Slide 11 - Tekstslide

Huisvesting (B236)
Kwaliteit huizen = Afhankelijk regio, maar minimale eisen: 
- Bescherming tegen regen, zon en ongedierte 
- Drinkwater en riolering/toilet 
- Stevigheid 
- Ruimte 

Sloppenwijken 
  • Gebruik rivieren voor 3 functies: drinkwater, wasplaats, riolering

Slide 12 - Tekstslide

Onderwijs (B237)
Analfabetisme - percentage mensen dat niet kan lezen of schrijven
oorzaken:
Te weinig scholen, Te weinig docenten, Te weinig lesmateriaal, Te grote afstand, kinderarbeid

Slide 13 - Tekstslide

Gezondheidszorg (B238)
Levensverwachting / Vatbaarheid voor ziektes


te meten aan de hand van : Artsendichtheid
Hoe armer: Te weinig artsen/Te weinig ziekenhuizen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Bekijk eerst de afbeelding.

Welke zin past het beste bij de afbeelding?
A
Het welzijn van de mensen in Azië is goed. De levensverwachting is er hoog.
B
Aan de levensverwachting van de Spanjaarden kun je zien dat daar geen welvaartsziektes voorkomen.
C
In Zuid-Amerika zijn er grote verschillen in welzijn tussen de landen onderling.
D
Als je het welzijn van inwoners echt wilt meten moet je alleen kijken naar de armoedegrens.

Slide 16 - Quizvraag

Andere manieren om naar ontwikkeling te kijken
Bevolkingsgroei (B239)
* Arme landen sterke groei
  - Geboortecijfers hoog – in samenhang met armoede
  - Te weinig kennis en geld voor anticonceptie = Family planning
 - Kinderen zijn arbeidskrachten dus inkomen
- Kinderen zijn oudedagsvoorziening
- Godsdienstige achtergronden

Slide 17 - Tekstslide

Andere manieren om naar ontwikkeling te kijken
Urbanisatie (B240-B242)
* Rijke landen 80% bevolking leeft in de steden, Arme landen 40%, 
   Armste landen 25%
Urbanisatiegraad hoog (percentage mensen dat in stad woont)

* Veel arme mensen trekken steeds meer naar de stad-> werk
    = Ruraal-urbane migratie / verstedelijking
Urbanisatietempo hoog (snelheid toename van het percentage mensen dat in de stad woont)

Slide 18 - Tekstslide

Andere manieren om naar ontwikkeling te kijken
Werken (B232-B234)
hoe meer ontwikkeling:
- minder landbouw
- meer industrie of diensten
 
sectoren:
primair, secundair, tertiair

Slide 19 - Tekstslide

Wat is kenmerkend voor de meeste ontwikkelingslanden?
A
Een lage urbanisatiegraad en een laag urbanisatietempo
B
Een lage urbanisatiegraad en een hoog urbanisatietempo
C
Een hoge urbanisatiegraad en een laag urbanisatietempo
D
Een hoge urbanisatiegraad en een hoog urbanisatietempo

Slide 20 - Quizvraag

De verdeling van de beroepsbevolking laat zien wat het ontwikkelingspeil van een land is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Op de afbeelding is de verdeling van de beroepsbevolking te zien.


Wat voor soort land is dit?
A
Diensten land
B
Semiperifeer land
C
Perifeer land
D
Centrum land

Slide 22 - Quizvraag