5.4 Het ontstaan van staten
1 / 16
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
In paragraaf 5.1 hebben we het ontstaan van de geldeconomie al gezien. Wat zijn hier ook alweer een voor- en nadeel van?
Slide 4 - Open vraag
Noem twee belangrijke gevolgen van de geldeconomie voor het bestuur in de late middeleeuwen.
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Waarom hadden de paus en de keizer een conflict?
Slide 8 - Open vraag
Waarom wilde de koning zelf bisschoppen benoemen?
Slide 9 - Open vraag
Wat betekent investituurstrijd?
A
De strijd tussen de bisschop en de paus over het mogen benoemen van koningen
B
De strijd tussen de keizer en de bisschop over het mogen benoemen van de paus
C
De strijd tussen de keizer en de paus over het mogen benoemen van bisschoppen
D
De strijd tussen de keizer en de paus over het mogen benoemen van priesters
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Hoe en waarom proberen koningen het land vanuit een centrale plek te besturen?
Slide 12 - Open vraag
Wat is het verschil tussen het bestuur uit de vroege middeleeuwen (500-1000 / hoofdstuk 4) en de late middeleeuwen (1000-1500 / hoofdstuk 5)?
Slide 13 - Open vraag
Vorsten bestuurden in de late middeleeuwen hun rijken heel anders dan in de vroege middeleeuwen.
Geef met behulp van de bron:
− een overeenkomst met de vroege middeleeuwen, en
− een verschil met de vroege middeleeuwen.
Geef met behulp van de bron:
− een overeenkomst met de vroege middeleeuwen, en
− een verschil met de vroege middeleeuwen.
