Ondersteunende dienst non-food week 2

                  Lesbrief 10 
Mens en Omgeving
week 2   
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

                  Lesbrief 10 
Mens en Omgeving
week 2   

Slide 1 - Tekstslide

Terug kijken op de vorige les
Wat heb jij allemaal geleerd?
Of wat vond je moeilijk?

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij al van schoonmaken?

Slide 3 - Woordweb

Welke werkzaamheden zijn er in de huishoudelijke dienst

Slide 4 - Open vraag

wat betekent efficiënt?

Slide 5 - Open vraag

Wat is ergonomisch werken?
A
Werken zodat lichamelijke klachten voorkomen worden
B
Milieubewust werken
C
Desinfecterend werken (zonder besmettingsgevaar)
D
Werken volgens een methode (planmatig)

Slide 6 - Quizvraag

Noem 2 redenen waarom schoonmaken belangrijk is

Slide 7 - Open vraag



Schoonmaakmiddelen 
en 
gevaarsymbolen

Slide 8 - Tekstslide

Tekst

Slide 9 - Sleepvraag

Gevaarsymbolen
bijtend

Slide 10 - Tekstslide

schoonmaaketiketten 
Voor een veilig gebruik van schoonmaakmiddelen is het belangrijk dat je weet wat de symbolen betekenen en dat je de informatie op de etiketten leest en toepast. Hierna zie je voorbeelden van gevaarsymbolen. Ernaast lees je wat de betekenis is van de symbolen.

Slide 11 - Tekstslide

1: Reinigingsmiddel
Schoonmaakmiddel om aangehecht vuil te verwijderen

Basisch schoonmaakmiddelen
Zure schoonmaakmiddelen

Synthetisch
Natuurlijk (groene zeep, soda, schoonmaakazijn)

Slide 12 - Tekstslide

2.Onderhoudsmiddelen
Olie
Was 

 Onderhoudsmiddelen worden gebruikt voor een houten vloer of leren bankstel.

Slide 13 - Tekstslide


    3. Desinfecteermiddelen
 Om onzichtbaar of niet zichtbaar vuil te verwijderen --> micro-organismen.
De bedoel van een desinfecteermiddel is dus om bacteriën en schimmels te doden. Een voorbeeld:  bleekwater.

Slide 14 - Tekstslide

4. oplosmiddelen 
Soms is vuil zo hardnekkig dat gewone reinigingsmiddelen niet voldoende zijn om vlekken te verwijderen. Voorbeelden van oplosmiddelen zijn wasbenzine, terpentine, spiritus en ammonia. Oplosmiddelen zijn milieugevaarlijk. 

Slide 15 - Tekstslide

Maak nu de opdrachten van Taak 4 

Slide 16 - Tekstslide

Taak 5 
Lees de opdrachten van Taak 5, opdracht 2,3, en 4
Bekijk de slides en maak de opdrachten  

Slide 17 - Tekstslide

Schoonmaakplan

Wat moet er allemaal geschreven zijn in een schoonmaakplan?
  • Wat moet je schoonmaken?
  • Wanneer moet je schoonmaken?
  • Hoe moet je schoonmaken?
  • Wie er moet schoonmaken? 

Slide 18 - Tekstslide

Schoonmaakregels

Slide 19 - Tekstslide

Terugblik 
Heb je de doelen behaald van deze week? 
- je weet wat het non-foodmagazijn is
- je weet welke verschillende schoonmaakmiddelen er zijn
- je kent de schoonmaakregels
- je kan de etiketten op schoonmaakmiddelen lezen en begrijpen

Slide 20 - Tekstslide