Hst 18

Op tafel:
Laptop
Telefoon in zwarte zakkie
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Op tafel:
Laptop
Telefoon in zwarte zakkie

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Op tafel:
Huiswerk + kernboek

Telefoon in zwarte zakkie

Slide 2 - Tekstslide

Agenda
  1. Kort terug naar 17, huiswerk check
  2. Theorie 18 
  3. Toepassen met vragen in lessonup. Log dus in
  4. Maken opdrachten

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk

Blz. 72

Maken van vraag 6 en 7 
 



Slide 4 - Tekstslide

Vraag 6 
a inleiding: alinea 1, 2
  kern: alinea 3, 4, 5, 6
  slot: alinea 7
 b Het onderwerp van de tekst is: het kennen van meerdere talen biedt grote voordelen.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 6c 
De voordelen van het leren van andere talen staan beschreven in alinea’s 3, 4, 5 en 6.
  De voordelen van het leren van een andere taal zijn:
 - Door het leren van een andere taal kun je effectiever communiceren met sprekers van de taal en het is respectvol naar de sprekers van die taal.
 - Door het leren van een andere taal zal je meer bereid zijn culturele verscheidenheid te waarderen en te koesteren, wat de tolerantie voor en het begrip van andere culturen verhoogt.
 -Meertaligheid beschermt tegen dementie en zorgt voor betere cognitieve prestaties (door flexibele en efficiënte hersenen).
- Het leren van een tweede taal verandert de hersenen op zo’n manier dat meertaligen betere taalvaardigheden hebben dan niet-meertaligen.

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 6
d alinea 3: effect
alinea 5: voordeel
  alinea 6: pluspunten
 
e alinea 2: tegengeluiden

 f alinea 1: voordelen
  alinea 4: belang
  alinea 7: conclusie

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 7
a Bijvoorbeeld: Frank Smith bedoelt te zeggen dat wanneer je één taal spreekt, je altijd beperkt bent tot het gebruik van die taal. Terwijl wanneer je meertalig bent, je meer opties hebt om je uit te drukken. Je hebt meer mogelijkheden om connecties te maken, gesprekken te voeren en landen te bezoeken. Er gaan dan spreekwoordelijk meer deuren open.
 b Bijvoorbeeld: Ja, want het zou goed zijn als iedereen in de wereld elkaar zou kunnen begrijpen.  Of: Nee, want het zou zonde zijn als alle andere talen zouden verdwijnen.
  c Bijvoorbeeld: Je zult gemakkelijker leenwoorden herkennen en begrijpen.




Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen 
Hst 18 

Je leert de opbouw van een tekst herkennen met behulp van verbindingswoorden  

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel hst 18 
Leesvaardigheid vergroten:
opbouw van een tekst herkennen m.b.v. verbindingswoorden

Let op: het is maar een handige hulp. Veel belangrijker is het om een tekst goed te lezen 





Slide 10 - Tekstslide

Verschil functiewoord - signaalwoord
  • een functiewoord zegt iets over een tekstgedeelte; het woord komt zelf meestal niet in de tekst voor (maar kan wel). Het geeft aan waarom dat stukje tekst in die tekst staat 
  • een signaalwoord (of verbindingswoord) zegt iets over het verband  tussen tekstgedeeltes (of tussen zinnen); het woord staat altijd in de tekst. Het is het verband binnen de alinea, tussen zinnen. 

Slide 11 - Tekstslide


Moet ik die lijst met functiewoorden en signaalwoorden uit mijn hoofd leren?

Signaalwoorden: wel (blz. 74) 

Functiewoorden: niet persé (kun je vaak 'bedenken') 

Slide 12 - Tekstslide

Vandaag
Functiewoorden 

versus 

Verbindingswoorden of signaalwoorden 


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het verbindingswoord en welk verband geeft het aan?
"Als ik lees, voel ik me ontspannen"

Slide 20 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord en welk verband geeft het aan?
"Dat gebeurt met name als ik echt geboeid ben door het verhaal"

Slide 21 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord en welk verband geeft het aan?
"Zo lees ik momenteel 'Het gouden ei' van Tim Krabbé. Superspannend!"

Slide 22 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord en welk verband geeft het aan?
"Hoewel tv kijken ook heerlijk is, vind ik lezen voor het huiswerk prettiger"

Slide 23 - Open vraag

Wat is het verbindingswoord en welk verband geeft het aan?
"Ik heb dus de perfecte pauze ontdekt"

Slide 24 - Open vraag

Lees vraag 3 uit het boek: maak vraag a en vul deze hieronder in (blz. 75)

Slide 25 - Open vraag

Vraag b van vraag 3 (blz. 75)

Slide 26 - Open vraag

Vraag c van vraag 3 (blz. 75)

Slide 27 - Open vraag

Let op:

Sommige woorden kunnen verschillende verbindingen aanduiden. Bijvoorbeeld: 

1. Terwijl ik naar huis loop, voel ik een steek in mijn zij.  = tijd

2. Ik heb een steek in mijn zij, terwijl ik wel een goede conditie heb = tegenstelling

Slide 28 - Tekstslide

Nu jij: maak twee zinnen met 'als': waarbij 'als' in één als voorwaarde, de ander als voorbeeld wordt gebruikt

Slide 29 - Open vraag

Lezen + huiswerk

Blz. 76/77

(Eventueel met buurman of -vrouw)
Maken van vraag 8 + 9 
 



Slide 30 - Tekstslide

Kortom (=conclusie) 
Het is aan de ene kant leren van de verbindings- of signaalwoorden en aan de andere kant nadenken 'wat bedoelen ze met deze zin? Hoe verhoudt deze zich tot andere zinnen in de alinea of vorige/volgende zin? 

Slide 31 - Tekstslide