Thema 6 quiz voortplanting bij planten en dieren
1 / 26
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Waarom zijn kroonbladeren groot en opvallend?
A
Voor fotosynthese
B
Dan kan de wind er beter bij
C
Dat heeft geen reden
D
Voor het aanlokken van insecten
Slide 2 - Quizvraag
Sleep naar de goede plaats
stempel
Bloem bodem
stijl
Vrucht beginsel
Eicel
Zaad beginsel
Slide 3 - Sleepvraag
Deze bloem maakt nectar
A
Windbloem
B
Insectenbloem
Slide 4 - Quizvraag
Het zaadbeginsel zit...
A
...op de stempel van de bloem
B
...in het vruchtbeginsel van de bloem
C
...in de eicel van de bloem
D
... bij de kelkbladeren van de bloem
Slide 5 - Quizvraag
Deze bloem heeft ..... aantal meeldraden
A
1
B
5
C
8
D
4
Slide 6 - Quizvraag
De bloem maakt weinig stuifmeel
A
Windbloem
B
Insectenbloem
Slide 7 - Quizvraag
De meeldraden van een bloem zijn:
A
Mannelijke voortplantingscellen
B
Vrouwelijke voortplantingscellen
C
Mannelijke voortplantingsorganen
D
Vrouwelijke voortplantingsorganen
Slide 8 - Quizvraag
In de afbeelding is een deel van een bloem aangegeven met de letter P.
Hoe heet dit deel van de bloem?
Hoe heet dit deel van de bloem?
A
Kelkblad
B
Meeldraad
C
Stamper
D
Vruchtbeginsel
Slide 9 - Quizvraag
Welk kenmerk hoort bij
deze bloem bloem?
deze bloem bloem?
A
ruw stuifmeel
B
uithangende meeldraden
C
kleine stempels
D
weinig stuifmeel
Slide 10 - Quizvraag
Hoe heet het als het stuifmeel van de ene bloem op de andere bloem van dezelfde plant terecht
komt?
komt?
A
Zelfbestuiving
B
Kruisbestuiving
C
Bevruchting
Slide 11 - Quizvraag
Je ziet
A
windbestuiving
B
insectenbestuiving
C
zaadverspreiding door wind
D
zaadverspreiding door dieren
Slide 12 - Quizvraag
Verspreiding zaden
A
wind
B
dieren
C
bloem zelf
Slide 13 - Quizvraag
Hoeveel zaden kunnen er maximaal uit deze bloem ontstaan
A
1
B
4
C
8
D
10
Slide 14 - Quizvraag
Wat zie je hier gebeuren?
A
Bestuiving
B
Bevruchting
C
Vorming van stuifmeelbuis
D
Vorming van zaden
Slide 15 - Quizvraag
Deze maïsplant is
A
tweeslachtig en éénhuizig
B
tweeslachtig en tweehuizig
C
éénslachtig en éénhuizig
D
éénslachtig en tweehuizig
Slide 16 - Quizvraag
Wat verstaan we onder een tweehuizige plant?
A
Een plant waarvan de bloemen zowel meeldraden als stampers hebben.
B
Een plant met bloemen waarvan de helft alleen meeldraden en de andere helft alleen stampers heeft.
C
Een plant waarvan de bloemen alleen stampers hebben òf alleen meeldraden hebben.
Slide 17 - Quizvraag
Aan een appelboom hangen 20 appels met 5 pitten. Hoeveel stampers waren hiervoor nodig?
A
1
B
5
C
20
D
100
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de functie van de
bloemkelk van deze bloem?
bloemkelk van deze bloem?
A
fotosynthese
B
insecten lokken
C
nectar produceren
D
de bloem beschermen tegen uitdroging en kou
Slide 19 - Quizvraag
Wat is waar voor deze
stamper met stuifmeel na bevruchting?
stamper met stuifmeel na bevruchting?
A
In de vrucht zitten maximaal 3 zaden
B
In de vrucht zit maximaal 1 zaad
C
In deze vrucht zitten maximaal 6 zaden
Slide 20 - Quizvraag
Welk kenmerk hoort bij
de plant die dit stuifmeel geproduceerd heeft?
de plant die dit stuifmeel geproduceerd heeft?
A
onopvallende kroonbladeren
B
veervormige stempels
C
produceert veel stuifmeel
D
stempel zit in de bloem
Slide 21 - Quizvraag
Wat gebeurt er na de bevruchting met de bloemonderdelen?
A
de kroonbladeren verschrompelen
B
de kelkbladeren vallen af
C
de zaadbeginsels worden groter
D
de meeldraden verschrompelen
Slide 22 - Quizvraag
Wat is NIET waar voor
een paardenbloem?
een paardenbloem?
A
het is een windbloem
B
de zaden worden door de wind verspreid
C
hij maakt nectar
D
de stuifmeelkorrels zijn ruw en zwaar
Slide 23 - Quizvraag
Welke pijlen
geven zelf-
bestuiving weer?
geven zelf-
bestuiving weer?
A
alleen 2 en 8
B
2, 5 en 8
C
2, 3 en 8
D
2, 3, 5 en 8
Slide 24 - Quizvraag
Een vrouwelijke geslachtscel bij een plant noem je een
A
stamper
B
meeldraad
C
eicel
D
stuifmeelkorrel
