Thema 1: Kennismaking met natuurwetenschappen

Thema 1: Kennismaking met natuurwetenschappen
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thema 1: Kennismaking met natuurwetenschappen

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1: Hoe gebruik je de wetenschappelijke onderzoeksmethode? 
Thema 1: kennismaking met natuurwetenschappen

Slide 2 - Tekstslide

1.1 Hoe stel je een goede onderzoeksvraag? 
Wanneer er zich een probleem voordoet in de wetenschappen,  gaan we dit onderzoeken om een oplossing te vinden. 

Dit doen wetenschappers ALTIJD aan de hand van zeven stappen. 

Slide 3 - Tekstslide

1.1 Hoe stel je een goede onderzoeksvraag? 
STAP 1 is het stellen van een goede onderzoeksvraag

Die moet voldoen aan zes voorwaarden. 

Je leert ze kennen in deze les. 

Slide 4 - Tekstslide

1.1 Hoe stel je een goede onderzoeksvraag? 
Voorbeeld
Een blikje cola light is lichter dan een blikje cola. 

Is een blikje cola light lichter dan een blikje cola? 

Slide 5 - Tekstslide

1.1 Hoe stel je een goede onderzoeksvraag? 
Voorbeeld
In welke eenheid wordt de temperatuur uitgedrukt in België en Amerika? 


Spreekt mijn leerkracht natuurwetenschappen ook vloeiend Engels op reis in Amerika? 

Slide 6 - Tekstslide

1.1 Hoe stel je een goede onderzoeksvraag? 
Voorbeeld
Is er water op de maan? 

Vanaf welke temperatuur smelt ijs bij normale omstandigheden in België? 

Slide 7 - Tekstslide

1.1 Hoe stel je een goede onderzoeksvraag? 
Voorbeeld
Welke drie soorten bomen groeien er op de speelplaats? 

Welke bomen, struiken en kruiden komen er voor op aarde? 

Slide 8 - Tekstslide

1.1 Hoe stel je een goede onderzoeksvraag? 
Voorbeeld
Als er tien kippen in mijn kippenhok zitten en er passeert dagelijks een blaffende hond, leggen de kippen dan nog genoeg eieren om chocomousse voor vier personen te maken en smaakt die dan nog even lekker? 

Hoeveel eieren leggen de drie kippen op school gemiddeld in één week? 

Slide 9 - Tekstslide

1.1 Hoe stel je een goede onderzoeksvraag? 
Voorbeeld
Beschimmelen appels?  

Beschimmelen mijn boterhammen sneller in de ijskast of op kamertemperatuur? 

Slide 10 - Tekstslide

Waarmee begin je bij elk wetenschappelijk onderzoek?
A
hypothese
B
onderzoeksvraag
C
werkwijze
D
benodigdheden

Slide 11 - Quizvraag

Aan welke voorwaarde voldoet deze onderzoeksvraag niet?
Is er leven in de aardkern?
A
kort en bondig
B
zinvol
C
onderzoekbaar
D
één vraag

Slide 12 - Quizvraag

Aan welke voorwaarde voldoet deze onderzoeksvraag niet?
Welke soorten appels komen er voor?
A
kort en bondig
B
zinvol
C
afgebakend
D
één vraag

Slide 13 - Quizvraag

Aan welke voorwaarde voldoet deze onderzoeksvraag niet?
Aardappelen zijn stengels.
A
kort en bondig
B
zinvol
C
afgebakend
D
één vraag

Slide 14 - Quizvraag

Cursus aanvullen
1. Maak oef. >1 op p.11

2. Gebruik het vragenmachientje. 

3. Vraag de verbetersleutel aan de LK en verbeter waar nodig in een andere kleur. 

Slide 15 - Tekstslide

1.2 Hoe bedenk je een hypothese? 
STAP 2 van de wetenschappelijke onderzoeksmethode is de hypothese

Het is een voorspellend antwoord op de onderzoeksvraag. Je bedenkt ze op basis van informatie of eigen voorkennis. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een hypothese in de context van onderzoek?
A
een definitief antwoord op de onderzoeksvraag
B
een samenvatting van de resultaten van een onderzoek
C
een mogelijke antwoord die getest kan worden
D
een lijst van bronnen die je kan gebruiken

Slide 17 - Quizvraag

Je voert een onderzoek uit waarbij je een stukje piepschuim onder water duwt en weer loslaat. Welk is een goede hypothese?
A
Op het piepschuim werkt een opwaartse kracht.
B
Duw het stukje onder water en laat het vervolgens los.
C
Het piepschuim beweegt omhoog en drijft op het water.
D
Als je de piepschuim loslaat, komt het weer omhoog.

Slide 18 - Quizvraag

Cursus aanvullen
1. Maak oef. >2 op p.12

2. Vraag de verbetersleutel aan de LK en verbeter waar nodig in een andere kleur.

Slide 19 - Tekstslide

1.3 Hoe bepaal je de benodigdheden? 
STAP 3 van de wetenschappelijke onderzoeksmethode is  het bepalen van de benodigdheden

Aan de hand van de werkwijze bepaal je de meest geschikte benodigdheden. 
Bedenk de benodigdheden op de volgende slide.

Slide 20 - Tekstslide

Welk benodigdheden heb je nodig voor dit onderzoek?

Slide 21 - Open vraag

Cursus aanvullen
1. Maak oef. >3 op p.13

2. Vraag de verbetersleutel aan de LK en verbeter waar nodig in een andere kleur.

Slide 22 - Tekstslide

1.4 Hoe voer je een werkwijze goed uit? 
STAP 4 van de wetenschappelijke onderzoeksmethode is de werkwijze
Het geeft stapsgewijs weer wat je moet doen in instructietaal. 

Voor we starten lezen we altijd de volledige werkwijze.

Slide 23 - Tekstslide

Cursus aanvullen
1. Voer de werkwijze bij oefening >3 uit. Neem het nodige materiaal vooraan in de klas. 

2. Maak oefeningen >4 op pagina 14. 

Slide 24 - Tekstslide

1.5 Hoe doe je een goede waarneming? 
STAP 5 van de wetenschappelijke onderzoeksmethode is de waarneming

Ga naar Scoodle en speel het luisterfragment af dat bij oefening 5 hoort.  Hoeveel vogels merk je op? 




Slide 25 - Tekstslide

1.5 Hoe doe je een goede waarneming? 
Een waarneming doen we met onze zintuigen:
- zien met onze ogen
- horen met onze oren
- voelen met onze huid
- smaken met onze tong
- ruiken met onze neus

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

1.5 Hoe doe je een goede waarneming? 
Een objectieve waarneming doen is niet gemakkelijk! Zoals in het filmpje kan je verschillende zaken zien. 

We interpreteren de prikkels die we ontvangen en maken er een subjectieve mening van. 

Slide 28 - Tekstslide

Welk stelling is een objectieve waarneming?
A
De persoon is boos op zijn mama.
B
De persoon draagt een dropdas.

Slide 29 - Quizvraag

Welke stelling is een objectieve waarneming?
A
De persoon houdt een telefoon vast in de linkerhand.
B
De persoon is gelukkig.

Slide 30 - Quizvraag

Welke stelling is een objectieve waarneming?
A
Het is warm.
B
Het is 20°C.

Slide 31 - Quizvraag

1.5 Hoe doe je een goede waarneming? 
Bij het wetenschappelijk waarnemen gaan we vaak een grootheid meten. We lezen dan het maatgetal af met een passende eenheid
Voorbeeld
- grootheid = de temperatuur (T)
- eenheid = graden Celsius (°C)
- maatgetal = 39,9°C

Slide 32 - Tekstslide

1.5 Hoe doe je een goede waarneming? 
Het kleinste maatgetal dat een toestel kan meten noemen we de nauwkeurigheid
(voorbeeld weegschaal = 1 kg)

Het grootste maatgetal dat een toestel kan meten noemen we het meetbereik
(voorbeeld weegschaal = 149 kg)

Slide 33 - Tekstslide

Welke grootheid wordt hier
bepaald?
A
de massa
B
de temperatuur
C
de lengte
D
het volume

Slide 34 - Quizvraag

Welke eenheid wordt hier
bepaald?
A
millimeter
B
milliliter
C
kubieke centimeter
D
kubieke meter

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het maatgetal van de
eerste maatcilinder?
A
15
B
24
C
15 ml
D
24 ml

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het meetbereik van de maatcilinder?
A
1 ml
B
30 ml

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de nauwkeurigheid van de maatcilinder?
A
1 ml
B
30 ml

Slide 38 - Quizvraag

Cursus aanvullen
1. Maak oef. >5 op p.14.

2. Maak oef. >6 en >7 op p.15.

3. Vraag de verbetersleutel aan de LK en verbeter waar nodig in een andere kleur.

Slide 39 - Tekstslide

1.6 Hoe formuleer je een goed besluit? 
STAP 6 van de wetenschappelijke onderzoeksmethode is het besluit

Het geeft een duidelijk antwoord op de onderzoeksvraag. (STAP 1)

Je leest best de onderzoeksvraag nog eens eer je een besluit formuleert. 





Slide 40 - Tekstslide

Welke uitspraak is een goed besluit op de onderzoeksvraag:
Hoeveel blauwe ballen zijn er in het ballenbad?
A
Er zijn veel blauwe ballen in het ballenbad.
B
Er zijn 250 blauwe ballen in het ballenbad.
C
veel.
D
250.

Slide 41 - Quizvraag

Welke uitspraak is een goed besluit op de onderzoeksvraag:
Wat is de gemiddelde temperatuur van de maand april in 2018 in België?
A
April 2018 was de warmste maand.
B
De gemiddelde temperatuur in april 2018 in België was 16°C.
C
Het was veel te koud.

Slide 42 - Quizvraag

1.6 Hoe reflecteer je op een onderzoek? 
STAP 7 van de wetenschappelijke onderzoeksmethode is de reflectie

Je staat stil bij het verloop van het onderzoek en je controleert de hypothese. 

Het is een zelfevaluatie. 





Slide 43 - Tekstslide

Cursus aanvullen
1. Maak oef. >8 op p.16.

2. Maak oef. >9 op p.17

2. Vraag de verbetersleutel aan de LK en verbeter waar nodig in een andere kleur.

Slide 44 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 samengevat

Slide 45 - Tekstslide