Grandes Lignes - 2vwo - chapitre 1 bron E
1 / 27
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe zeg je...
Het is warm
Het is warm
Slide 2 - Open vraag
Hoe zeg je....
Het is koud.
Het is koud.
Slide 3 - Open vraag
Hoe zeg je...
Het is mooi weer.
Het is mooi weer.
Slide 4 - Open vraag
Sleep de Nederlandse vertalingen naar de juiste Franse woorden.
la langue
le paysage
la montagne
les Pays-Bas
avoir besoin de
le désert
nodig hebben
de woestijn
de taal
het landschap
Nederland
de berg
Slide 5 - Sleepvraag
Wat betekent..
C'est beau, le Maroc?
C'est beau, le Maroc?
Slide 6 - Open vraag
Wat betekent..
Oui, il y a des plages, des montagnes et des déserts.
Oui, il y a des plages, des montagnes et des déserts.
Slide 7 - Open vraag
Wat betekent..
Quel temps fait-il au Maroc?
Quel temps fait-il au Maroc?
A
Hoe laat is het in Marokko?
B
Wat voor weer is het in Marokko?
Slide 8 - Quizvraag
Hoe zeg je..
In de zomer is het heel warm.
In de zomer is het heel warm.
A
En hiver, il fait très froid.
B
En hiver, il fait très chaud.
C
En été, il fait très chaud.
D
En été, il fait très froid.
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent..
On parle quelle langue au Maroc?
On parle quelle langue au Maroc?
Slide 10 - Open vraag
Wat betekent..
On parle arabe, berbère et français.
On parle arabe, berbère et français.
A
We spreken Arabisch, Berbers en Frans.
B
Men spreekt Arabisch, Berbers en Frans.
Slide 11 - Quizvraag
Welke twee hulpwerkwoorden gebruik je in de passé composé (Frans!)?
Slide 12 - Open vraag
avoir
=
hebben
Sleep de juiste vorm van avoir naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
as
avez
a
ai
ont
avons
Slide 13 - Sleepvraag
être
=
zijn
Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
sommes
sont
suis
êtes
es
est
Slide 14 - Sleepvraag
Zet dit in de passé composé..
Je marche
Je marche
Slide 15 - Open vraag
Zet dit in de passé composé..
Il parle
Il parle
Slide 16 - Open vraag
Zet dit in de passé composé..
Tu restes (jij blijft)
Tu restes (jij blijft)
Slide 17 - Open vraag
Zet dit in de passé composé..
Nous passons
Nous passons
Slide 18 - Open vraag
Zet dit in de passé composé..
Vous avez
Vous avez
Slide 19 - Open vraag
Zet dit in de passé composé..
Ils sont
Ils sont
Slide 20 - Open vraag
Zet in de passé composé..
On regarde
On regarde
Slide 21 - Open vraag
Zet in de passé composé...
Elle danse
Elle danse
Slide 22 - Open vraag
Zet in de passé composé..
Vous arrivez
Vous arrivez
Slide 23 - Open vraag
Zet in de passé composé...
Je rencontre
Je rencontre
