§3 overbrengingen

overbrengingen 
hefboom proef volgende week alleen voor leerlingen met een volledi huiswerk 
katrollen (vast, los en de combinatie van lossen en vaste katrollen ; Takel)
tandwielen
wat betekent een overbrenging? 
hoe bepaal je overbrengingsverhouding? 
wat betekent het verzet bij een fiets?
huiswerk: 25 t/m 36 

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

overbrengingen 
hefboom proef volgende week alleen voor leerlingen met een volledi huiswerk 
katrollen (vast, los en de combinatie van lossen en vaste katrollen ; Takel)
tandwielen
wat betekent een overbrenging? 
hoe bepaal je overbrengingsverhouding? 
wat betekent het verzet bij een fiets?
huiswerk: 25 t/m 36 

Slide 1 - Tekstslide

De vaste katrol

Een vaste katrol draait de kracht om. Je herkent een vaste katrol aan het feit dat hij VAST zit.


Kracht verandert niet! maar richting kan wel veranderen


Slide 2 - Tekstslide

De losse katrol
  • Een losse katrol maakt ons sterker.
  • De last wordt verdeeld over het aantal touwen waaraan de katrol hangt.

Slide 3 - Tekstslide

Takel
Vaste katrol met losse katrol: verdeelt het gewicht over hoeveel katrollen je toevoegd. 


Slide 4 - Tekstslide

"katrollen en takels"

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

OVERBRENGINGEN
  • een beweging overbrengen van een onderdeel op een ander onderdeel 
  • Directe overbrenging (tandwielen)

  • Indirecte overbrengingen (ketting, riem of snaar)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Filmpje 
Tandwielen brengen beweging over. 
Maar ze kunnen ook de snelheid van een beweging veranderen. Wat kun je met tandwielen nog meer?

 


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Het verzet
  • Is de afstand die een fiets aflegt als de trappers 1 keer ronddraaien
  • wordt bepaald door de versnelling en de omtrek van het achterwiel

Slide 11 - Tekstslide

maak nu opgave 30 en 31 
bij opgave 30: verhouding tussen de kracht op de trapper en spankracht van de ketting en de kracht op de weg. 
F x r (ketting)= F x r (weg) zie blz. 20)
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Overbrengingsverhouding
Met de overbrengingsverhouding geef je aan hoeveel keer het volgwiel ronddraait als het aandrijfwiel één keer ronddraait. 
Bij een versnelling met een aandrijfwiel met 52 tanden en een volgwiel met 13 tanden is de overbrengingsverhouding 1 : 4 
1: (aandrijfwiel/volgwiel)


Slide 13 - Tekstslide

Tandwielen die even groot zijn, draaien even snel.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Een kleiner tandwiel draait langzamer rond dan een groter tandwiel.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Welke pijl hoort bij je volgwiel?
Volgwiel
1
2
A
1
B
2

Slide 16 - Quizvraag

Als het kleine wiel X rechtsom draait, draait het grote wiel Y
X
Y
Z
A
linksom
B
rechtsom

Slide 17 - Quizvraag

Het gewicht hiernaast weegt 780 N .
Leg uit met een eenvoudige berekening hoe groot de
spankracht in het touw is.
A
780N
B
370N
C
195N
D
144N

Slide 18 - Quizvraag

een tandwiel T1 met 80 tanden drijft via een ketting een tandwiel T2 van 20 tanden aan.
Hoeveel ronden draait T2 als T1 2 ronden draait
A
2
B
4
C
8
D
16

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

antwoord
Fs= m*9,81/6=736 N :6 =123 N
inhalen= 6*8=48 m

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de werking van een vast katrol
A
het omdraaien van de kracht
B
het halveren van de kracht
C
het verdubbelen van de kracht
D
er gebeurt niets

Slide 22 - Quizvraag

Een verhuizer gebruikt een vaste katrol om een last van 800 N omhoog te hijsen over een afstand
van 6 m.
Wat is het voordeel van zo'n vast katrol?
A
Dan hoeft hij maar met 400 N aan het touw te trekken.
B
Dan hoeft hij minder arbeid te verrichten
C
Het is gemakkelijker om het touw naar beneden te trekken dan de kist omhoog.
D
Hij hoeft dan maar 3m touw in te halen.

Slide 23 - Quizvraag

Bereken hoeveel touw je moet inhalen als het gewicht 5 meter omhoog moet
A
5 m
B
10 m
C
15 m
D
20 m

Slide 24 - Quizvraag

Bereken de trekkracht in D
A
24 N
B
12 N
C
8 N
D
6 N

Slide 25 - Quizvraag

Wat beteken het verzet bij fietsen?

Slide 26 - Open vraag

Bij een oneven aantal   tandwielen veranderd de                     draairichting
                  niet

Slide 27 - Tekstslide

Grijpen twee tandwielen in elkaar, dan draaien ze ieder een andere richting op.
Tandwiel 1 draait sneller dan tandwiel 2. 

Slide 28 - Tekstslide