Hoofdstuk 6 - §6

6.6 Rekenen met het belastingstelsel


deel 1
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

6.6 Rekenen met het belastingstelsel


deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Doel van vandaag:
Je kent deze begrippen:
  • boxenstelsel
  • belastbaar inkomen
  • schijventarief
  • progressief belastingsysteem

  • Je kunt rekenen met Box 1

Slide 2 - Tekstslide

inkomstenbelasting
Er zijn drie soorten belastbare inkomens. Deze worden verdeeld in drie 'groepen' (boxen): 

  • Box 1: inkomen uit werk en wonen
  • Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang
  • Box 3: inkomen uit sparen en beleggen

Slide 3 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten


Slide 4 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten


bijv. - studiekosten
        - betaalde hypotheekrente
         - giften (goede doelen)

Slide 5 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

Stel: bruto inkomen = € 34.500
studiekosten = € 3000

Wat is het belastbaar inkomen?
bijv. - studiekosten
        - betaalde hypotheekrente
         - giften (goede doelen)

Slide 6 - Tekstslide

Box 1: inkomen uit werk en woning

Slide 7 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen
  2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
  3. tel deze bedragen bij elkaar op 

Slide 8 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen

 
                                        
Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.
Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald.
Hoeveel belasting betaalt hij in box 1?

Slide 9 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen

 belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten
                                        
Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.
Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald.
Hoeveel belasting betaalt hij in box 1?

Slide 10 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen

 belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten
                                        = 28.000 - 2400
                                     
Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.
Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald.

Slide 11 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen

 belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten
                                        = 28.000 - 2400
                                        = 25.600
Jan heeft een bruto inkomen van € 28.000.
Hij heeft € 2400 hypotheekrente betaald.

Slide 12 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen
  2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
  3. tel deze bedragen bij elkaar op 

Slide 13 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
2. Bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden

Belastbaar inkomen: € 25.600

Slide 14 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

Slide 15 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

Slide 16 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

Over welke bedrag moet er nu nog belasting betaald worden? 

Slide 17 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31

25.600 - 19.645 = 5.955
Over welke bedrag moet er nu nog belasting betaald worden? 

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31
5.955 
25.600 - 19.645 = 5.955

Slide 19 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
Belastbaar inkomen: €25.600

19.645 / 100 * 36,25 =7.121,31
5.955 / 100 * 42 = 2.501,10
25.600 - 19.645 = 5.955

Slide 20 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen
  2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
  3. tel deze bedragen bij elkaar op 

Slide 21 - Tekstslide

Rekenen met Box 1
  1. bereken het belastbaar inkomen
  2. bereken per schijf, hoeveel belasting er betaald moet worden
  3. tel deze bedragen bij elkaar op 
7.121,31 + 2.501,10 = € 9.622,41

Slide 22 - Tekstslide

Aftrekposten en heffingskorting
- Aftrekposten: daarmee wordt het belastbaar inkomen lager.

belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

- Heffingskorting:  daarmee wordt de te betalen inkomstenbelasting lager.

te betalen belasting = totaal aan belasting - heffingskorting 

Slide 23 - Tekstslide

box 1, 2 en 3 combineren
Stap 1: neem het bruto inkomen
Stap 2: bruto inkomen - aftrekposten = belastbaar inkomen
Stap 3: Reken uit hoeveel belasting je in box 1 moet betalen
Stap 4: Tel de drie belastingbedragen bij elkaar op
Stap 5: Trek de heffingskortingen af van het totaalbedrag van stap 4

Dat is de belasting die betaald moet worden. 

Slide 24 - Tekstslide