relief, klimaten en begroeiing

Deze les paragraaf 1 en 2
Lesdoelen:
- Je kent het begrip breedteligging en weten welke regels hier bij gelden
- je kent en herkent de begroeiing bij een klimaatgebied en kan dit verklaren met de temperatuur.
- Je kent de begrippen;gelede kust, stuwingregens  en regenschaduw
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deze les paragraaf 1 en 2
Lesdoelen:
- Je kent het begrip breedteligging en weten welke regels hier bij gelden
- je kent en herkent de begroeiing bij een klimaatgebied en kan dit verklaren met de temperatuur.
- Je kent de begrippen;gelede kust, stuwingregens  en regenschaduw

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Dit is het oosten. In de winter is het hier erg koud. Als de wind hier vandaan komt noemen wij dat een oosterwind.
Dit is het westen. Als de wind hier vandaan komt noemen we dat een westerse wind. De wind is relatief warm door de zee. Dit zorgt ervoor dat de temperatuur gematigd is.
Neerslagkaart Europa. De zee heeft veel invloed op de neerslag in Europa. Ook bij de gebergten is veel neerslag te zien.

Slide 4 - Tekstslide

De invloed van de golfstroom
- van warm naar koud
-Golfstroom van Mexico
- Koele zomers, zachte winters

Slide 5 - Tekstslide

Tot 30 graden breedte noemt men lage breedte. Dan zit je dicht bij de evenaar en zijn de omstandigheden tropisch.
Tussen 30 graden en 60 graden spreekt men over gematigde breedten. Hier vindt je het zeeklimaat, landklimaat en het middellandse zeeklimaat.
Vanaf 60 graden breedte noemt men hoge breedte. Dan zit je dicht bij de pool en zijn de omstandigheden erg koud. Hier vind je het toendraklimaat.
golfstroom van Mexico
De warme zeestroom komt naar Europa
Hoge breedte
Lage breedte

Slide 6 - Tekstslide

Hoe hoger de breedte...
A
Hoe minder invloed van de zee
B
Hoe warmer het wordt
C
Hoe kouder het wordt
D
Hoe meer bergen

Slide 7 - Quizvraag

Een zeestroom ontstaat als...

Slide 8 - Open vraag

De wind in West- en Noord-Europa is .......... en daarom is het er niet zo koud in de winter
A
Aflandig
B
Aanlandig
C
Warm
D
Er is geen wind

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een verschil tussen de neerslag tussen oost en west Europa?

Slide 10 - Open vraag

Reliëf en klimaten
- Hooggebergte  en laagland
- Eilanden en schiereilanden
- Gelede kust


Slide 11 - Tekstslide

Weinig tot geen invloed warme westerse zeewind. Als de wind uit het oosten komt heeft dit, zeker in de winter, wel veel invloed op de temperatuur.
Veel invloed warme westerse zeewind
Warme en vochtige wind. Hierdoor ontstaan de stuwingsregens.

Slide 12 - Tekstslide

In het dal is het 15 graden, je klimt 1500 meter omhoog. Welke temperatuur is het hier nu?

Slide 13 - Open vraag

Als er geen bergen zijn, kunnen aanlandige winden ver het binnenland binnendringen
In delen van Rusland is de grond altijd bevroren. Dit noem je een permafrost.
Door de vochtige zeelucht en de aanlandige westerse wind ontstaan hier stuwingsregens. Hierbij valt veel neerslag. Dit noemen we ook wel de loefzijde.
Aan de oostzijde van de berg valt er weinig neerslag, de regenschaduw. Dit wordt ook wel de lijzijde genoemd.
Een gelede kust

Slide 14 - Tekstslide

Door de bergen ontstaan ................ aan de Noorse westkust. Het regent daardoor veel. Aan de andere kant valt minder neerslag. Dit is de kant van de .............
A
wolken en droge zijde
B
hooggebergten en regenschaduw
C
koude gebieden en woestijn
D
stuwingsregens en regenschaduw

Slide 15 - Quizvraag

- Europa is een schiereiland
- Europa heeft geen gelede kusten
A
uitspraak 1 is juist en uitspraak 2 is onjuist
B
beide uitspraken zijn onjuist
C
beide uitspraken zijn juist
D
uitspraak 1 is onjuist en uitspraak 2 is juist

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht
Maak een woordenweb over paragraaf 1 of 2.
Tijd over? maak een woordweb over de paragraaf die je nog niet gehad hebt.

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelencheck
- Je kent het begrip breedteligging en weten welke regels hier bij gelden
- je kent en herkent de begroeiing bij een klimaatgebied en kan dit verklaren met de temperatuur.

Slide 18 - Tekstslide

Paragraaf 3 en 4
Lesdoelen:
- Je kent de klimaten en kan een klimaatgrafiek aflezen
- Je kent de begrippen bij een gebergte en welk klimaat + kenmerken hier voorkomen

Slide 19 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

Slide 20 - Tekstslide

Grens tussen het zeeklimaat en het landklimaat. Deze overgang gaat geleidelijk. De invloed van zee neemt steeds meer af.
Hier ligt het zeeklimaat. Er valt gemiddeld het hele jaar door veel neerslag. In de winter wordt het gemiddeld niet kouder dan -3 en de zomer kent milde temperaturen van gemiddeld rond de 18 graden.
Het landklimaat kent minder invloed van de zee. Hierdoor zijn de temperaturen extremer. In de winter is het gemiddeld tussen de -3 en -10. In de zomer is het juist weer warmer dan in een zeeklimaat.
Het middellandse zeeklimaat kent gemiddeld hogere temperaturen met in de zomer minder neerslag dan bij een zeeklimaat.

Slide 21 - Tekstslide

Waar herken je een middellands zeeklimaat aan?

Slide 22 - Open vraag

De overgang van een zeeklimaat naar een landklimaat gaat geleidelijk
A
Niet waar
B
Waar

Slide 23 - Quizvraag

- Bij een zeeklimaat is het in de winter gemiddeld tussen de -3 en - 10 graden
- bij een zeeklimaat hoort veel neerslag
A
beide uitspraken zijn juist
B
uitspraak 1 is juist en uitspraak 2 is onjuist
C
uitspraak 1 is onjuist en uitspraak 2 is juist
D
beide uitspraken zijn onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noem je een klimaat waar bijna geen neerslag valt?

Slide 25 - Open vraag

paragraaf 4
- bewoonbaar Europa
- laagland, rivieren en landbouw
- Klimaat en reliëf

Slide 26 - Tekstslide

Laagland. Hier is de bevolkingsdichtheid hoog. Dit wil zeggen dat er hier in een klein gebied veel mensen wonen. Dit komt door de vlakke grond die geschikt is voor de landbouw omdat de grond vruchtbaar is.
In het hooggebergte gebied is de bevolkingsdichtheid laag door het sterke reliëf en de lage temperatuur. Hier wonen dus weinig mensen.

Slide 27 - Tekstslide

- In het hooggebergte klimaat is het altijd kouder dan 10 graden
- In het hooggebergte valt veel neerslag
A
Beide uitspraken zijn onjuist
B
uitspraak 1 is juist en uitspraak 2 is onjuist
C
uitspraak 1 is onjuist en uitspraak 2 is juist
D
Beide uitspraken zijn juist

Slide 28 - Quizvraag

Wat is reliëf?

Slide 29 - Open vraag

- Op een berg heerst overal hetzelfde klimaat
- In een hooggebergte gebied is de bevolkingsdichtheid laag
A
Uitspraak 1 is juist en uitspraak 2 is onjuist
B
Beide uitspraken zijn juist
C
Beide uitspraken zijn onjuist
D
Uitspraak 1 is onjuist en uitspraak 2 is juist

Slide 30 - Quizvraag

Opdracht
Maak een woordweb over een klimaat die jij lastig vindt.
Werken; zelfstandig of in tweetallen.
klaar? Doe hetzelfde bij een ander klimaat.

Slide 31 - Tekstslide

lesdoelen check
Lesdoelen:
- Je kent de klimaten en kan een klimaatgrafiek aflezen
- Je kent de begrippen bij een gebergte en welk klimaat + kenmerken hier voorkomen

Slide 32 - Tekstslide

Heel veel succes morgen!

Slide 33 - Tekstslide