familie, kleuren, dagen, dieren

ENGELS
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

ENGELS

Slide 1 - Tekstslide

What are we doing today?
- introduce yourself (onszelf voorstellen)
- learn about family (leren over je familie)
- the days of the week (de dagen van de week)
- a little test

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welke Engelse woordjes die met familie te maken hebben ken je al?

Slide 4 - Woordweb

Lees de tekst. Geef daarna antwoord op de vragen

Hi, my name is Darren.
I am sixteen years old and I live in Bergen.
I live with my father, sister and two brothers.
We all have dark hair.
But my sister and I have long hair.
I like basketball. I play four times per week.
On Monday, Tuesday, Thursday and Saterday.
Well, see you later!
Read and fill in (goed lezen en zelf invullen)

Hi, my name is .....
I'm .... years old 
I live in......
I live with my father/mother/sister/brother
I have dark/blond hair.
I have short/long hair.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe heten je ouders in het Engels?
A
Olders
B
Elders
C
Pairants
D
Parents

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal:
oom
A
Ome
B
Onkel
C
Uncle
D
Unkol

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal:
Kleindochter
A
grandson
B
granddaugter
C
granddaughter
D
grandaughter

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal:
stiefmoeder
A
stepmother
B
stephmother
C
stepmoter
D
stephmoter

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal: broer
A
Bro
B
Brother
C
Broether
D
Brather

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

timer
1:00
maandag
Dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
Zondag
Monday
Tuesday
Wednesday
Thursday
Friday
Saturday
Sunday

Slide 12 - Sleepvraag

Dog
Cat
Rabbit
parakeet
goldfish

Slide 13 - Sleepvraag

Wat is "kikker" in het Engels?
A
lizard
B
snail
C
snake
D
frog

Slide 14 - Quizvraag

Welke dieren ken je in het Engels?

Slide 15 - Woordweb

Wat is 'hond' in het Engels?
A
Cat
B
Elephant
C
Dog
D
Goat

Slide 16 - Quizvraag

Wat is 'varken' in het Engels?
A
Pig
B
Frog
C
Monkey
D
Dog

Slide 17 - Quizvraag

Wat is "koe" in het Engels?
A
cow
B
couw
C
caw
D
coow

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent het woord
"pets"?
A
dieren
B
huisdieren
C
petten
D
vee

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

blauw is in het Engels
A
Purple
B
Black
C
Blue
D
Green

Slide 21 - Quizvraag

Wat is 'oranje' in het Engels?
A
Blue
B
Green
C
Orange
D
Yellow

Slide 22 - Quizvraag

Wat is 'rood' in het Engels?
A
Blue
B
Green
C
Red
D
Yellow

Slide 23 - Quizvraag

Wat is 'groen' in het Engels?
A
Blue
B
Green
C
Orange
D
Yellow

Slide 24 - Quizvraag

Wat is ''moeilijk'' in het Engels?
A
Difficult
B
Simple
C
Improve
D
Move

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent ''Turn Around''?
A
Omdraaien
B
Wegdraaien
C
Terug draaien
D
Tegen draaien

Slide 26 - Quizvraag


glimlach
A
give
B
smile
C
surprise
D
sing

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent: ''Throw higher?''
A
Kan je hoger?
B
Gooi hoger
C
Hoe hoog is het?
D
Gooi lager

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent: ''You can do it!''?
A
Ga ervoor!
B
Je kunt het!
C
Je kan het niet!
D
Kan je het?

Slide 29 - Quizvraag

Wat betekent het Engelse woord:

write
A
schrijven
B
andere
C
meer
D
optreden

Slide 30 - Quizvraag

Wat is vrolijk in het
Engels
A
Hurt
B
Happy
C
Crazy
D
Cheering

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een leerkracht in het Engels?
A
Pupil
B
Leurkrakt
C
teacher
D
Djuffrouw

Slide 32 - Quizvraag

Hoofd in het engels is...
A
shoulder
B
head
C
haad
D
heed

Slide 33 - Quizvraag

Vraag 6: Hoe schrijf je ''goedemorgen'' in het Engels?
A
Good Evening
B
Good Night
C
Good Morning
D
Good Bye

Slide 34 - Quizvraag