26-09-2023 H2A parag C + passé composé D

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in je tas

Boek op tafel

Bonjour à tous!
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in je tas

Boek op tafel

Bonjour à tous!

Slide 1 - Tekstslide

Dinsdag 3 oktober
Wat moet je leren?
-Voca A + B  F-NL / NL- F (p.50)
-Phrases-clés C  F-NL / NL- F  (p.52)
-Grammaire D ‘’de passé composé'' (p.53)
-Werkwoorden: avoir, être, aller (p.165)

Slide 2 - Tekstslide

Aujourd'hui:
-  Écouter les phrases-clés C
- Grammaire (le passé composé)
- Au travail!


Slide 3 - Tekstslide

Écouter les phrases-clés C 
à la page 52

Slide 4 - Tekstslide

Prends le livre à la page 32
Lees de grammatica in stilte door

Slide 5 - Tekstslide

En néerlandais
Le passé composé = de voltooid tegenwoordige tijd

 Je gebruikt het om te vertellen dat iets al gebeurd is. Denk bijvoorbeeld aan: je bent ergens op vakantie geweest en je vertelt tegen een vriend wat jij allemaal hebt gedaan.

Ik heb gepraat - Ik heb gekeken - Ik heb gewerkt

Slide 6 - Tekstslide

Le passé composé
Ik heb gepraat - Ik heb gekeken - Ik heb gewerkt

De passé composé bestaat uit 2 delen 

Deel 1: een vorm van het werkwoord hebben -> avoir
Deel 2: het voltooid deelwoord





Slide 7 - Tekstslide

Bij welke werkwoorden gebruiken we de passé composé?
Werkwoorden op -er -> parler, manger, travailler

Werkwoorden op -ir -> choisir, réflechir

Werkwoorden op -re -> répondre, apprendre









Slide 8 - Tekstslide

Hoe maken we de passé composé?
De passé composé bestaat uit 2 delen, 

deel 1:
Een vorm van het werkwoord avoir

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maken we de passé composé?

Deel 2:
Als je de juiste vorm van het werkwoord avoir hebt,
kijk je welk werkwoord je moet gebruiken en dit vervoeg je.

Werkwoord op -er -> stam + é

ik heb gepraat - ik heb gekeken - ik heb gewerkt

praten = parler
kijken = regarder
werken = travailler

 Ik heb gepraat = J'ai parlé
Ik heb gekeken = J'ai regardé
Ik heb gewerkt = J'ai travaillé









Slide 10 - Tekstslide

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord écouter
Elle (regarder) ______ __________
A
Elle est regardé
B
Elle a regardée
C
Elle a regardé
D
Elle a régardi

Slide 11 - Quizvraag

   Kort stappenplan 
1. Kies de juiste vorm van het werkwoord avoir
2. Maak het voltooid deelwoord (stam + é)


De formule: vorm van avoir + voltooid deelwoord!

Slide 12 - Tekstslide

Prends le livre à la page 33
Lees de grammatica in stilte door

Slide 13 - Tekstslide

3 uitzonderingen
De passé composé van de werkwoorden être, avoir en faire kun je niet met de formule maken -> je moet ze uit je hoofd leren

Passé composé van avoir -> j'ai eu
Passé composé van être -> j'ai été
Passé composé van faire -> j'ai fait

Slide 14 - Tekstslide

Au travail!
Fais exercice 16a, 16e, 17c et 17e

Klaar? -> Ga leren voor het SO
-Voca A + B F-NL / NL- F (p.50)
-Phrases-clés C F-NL / NL- F (p.52)
-Grammaire D ‘’de passé composé'' (p.53)
-Werkwoorden: avoir, être, aller (p.165)

Slide 15 - Tekstslide