9.5 Sparen? Hoe werkt dat

9.5 SPAREN
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieTertiary Education

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

9.5 SPAREN

Slide 1 - Tekstslide

Praktische Economie

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud
Blz 68-69
WB §5 Blz. 12 + 13

Slide 3 - Tekstslide

Wat is sparen?
Het opzij leggen van inkomen.

Slide 4 - Tekstslide

Waarom sparen mensen?
1. Om er later iets mee te kopen
2. Uit voorzorg, als er iets onverwacht gebeurt
3. Om rente te ontvangen

Slide 5 - Tekstslide

Aan wat moet je opletten tijdens het sparen?
1. Het rentepercentage
2. De looptijd
3. De opnamekosten

Slide 6 - Tekstslide

1. Rentepercentage
Hoe hoger het rentepercentage hoe beter.

Waarom is het niet verstandig om de hoogste rente te kiezen?
Soms moet je in ruil daarvoor je spaargeld twee jaar laten staan tegen die vaste rente.

Als de rente omhoog gaat krijgen andere spaarders dan meer rente op hun spaargeld, maar jij niet.

Slide 7 - Tekstslide

2. Looptijd
1. Hoe lang zet je je geld vast?
  • In een tijd waarin de rente hoog is, zodat ze lange tijd die hoge rente krijgen. ->( Bijv: 2 jaar)

2. Wat is het nadeel?
  • Je moet je geld wel voor een lange periode kunnen missen. 



Slide 8 - Tekstslide

3. De opnamekosten
Voorbeeld: Stel dat je geld voor een bepaalde tijd vast zet (2 jaar), omdat je denkt dat je het geld niet nodig hebt. 
Bank geeft een hogere percentage als je je geld voor een langere periode vastzet.

  • Wil je na een half jaar toch dat geld opnemen?
Moet je opnamekosten of boeterente betalen.

Slide 9 - Tekstslide

Van wat is de hoogte van de rente afhankelijk?
  •  Van de hoogte van het spaarbedrag en hoe lang je je geld vastzet.

In het algemeen geldt:
  • Hoe hoger het bedrag en hoe langer je je geld vastzet, hoe hoger is het rentepercentage.

Er zijn veschillen in de spaarinstellingen. Dus goed kijken en vergelijken.

Slide 10 - Tekstslide

Financiële Instellingen
1. Wat zijn banken?
Een soort doorgeefluik van geld. 

2. Wat betekend dit?
Ze ontvangen spaargeld van spaarders en geven het geld door aan consumenten en producenten die geld willen lenen.

Slide 11 - Tekstslide

Wat gebeurt met de rente die je leent?

De rente als je geld leent is hoger dan de rente die je krijgt als je spaart.

Hoe verdienen de banken geld?
Dit noemen we de rentemarge.

Slide 12 - Tekstslide

Financiële Instellingen
Advisbureaus:
Zij werken samen met een of meerdere banken om klanten aan een lening te helpen.

Noem een paar voorbeelden van financiële instellingen:
Banken, kredietverstrekkers en bemiddelingsinstituten.


Slide 13 - Tekstslide

Pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen
Hoe werken ze?

Ze ontvangen premies en lenen het geld weer uit om rendement mee te behalen.

Slide 14 - Tekstslide

Einde van de les!

Slide 15 - Tekstslide

Opgave 1 t/m 4
Opgave 5 & 6

Slide 16 - Tekstslide

Opgave 10
Opgave 10

Slide 17 - Tekstslide

Opgave 11
Opgave 12 & 13

Slide 18 - Tekstslide

Opgave 14 & 15

Slide 19 - Tekstslide