Economisch bekenen - H6.4. Belastingen op inkomsten - B/K


6.4. Belastingen op inkomsten (K)
7.5. Loon en inkomstenbelasting (B)

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


6.4. Belastingen op inkomsten (K)
7.5. Loon en inkomstenbelasting (B)

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Gatentekst
1) _______ ondersteunt gemeenten in Nederland financieel via het gemeentefonds. Dit fonds verdeelt geld tussen alle gemeenten. 
De waarde van huizen, de zogenaamde 2) _______ , is belangrijk voor deze verdeling. Gemeenten heffen 3) _______  op huizen. Dit levert extra inkomsten op. Daarnaast verdienen gemeenten geld met bijvoorbeeld 4) _______ . Deze inkomsten zijn nodig omdat ze gemeenten helpen om diensten te financieren, zoals scholen, wegen en vuilnisophaling.  Voor het ophalen van vuilnis betalen de bewoners 5) _______
Ook betalen bewoners 6) _______, zodat de gemeente het riool kan onderhouden.
Vul in in de tekst!
  • Parkeergeld
  • Afvalstofheffing
  • Rijksoverheid
  • Rioolheffing
  • WOZ-waarde
  • Onroerende
     zaaksbelasting

Slide 3 - Tekstslide

Gatentekst
DE RIJKSOVERHEID ondersteunt gemeenten in Nederland financieel via het gemeentefonds. Dit fonds verdeelt geld tussen alle gemeenten. 
De waarde van huizen, de zogenaamde WOZ-WAARDE, is belangrijk voor deze verdeling. Gemeenten heffen ONROERENDEZAAKSBELASTING op huizen. Dit levert extra inkomsten op. 
Daarnaast verdienen gemeenten geld met bijvoorbeeld PARKEERGELD . Deze inkomsten zijn nodig omdat ze gemeenten helpen om diensten te financieren, zoals scholen, wegen en vuilnisophaling. Voor het ophalen van vuilnis betalen de bewoners AFVALSTOFHEFFING. Ook betalen bewoners RIOOLHEFFING, zodat het riool onderhouden kan worden.
Vul in in de tekst!
  • Parkeergeld
  • Afvalstofheffing
  • Rijksoverheid
  • Rioolheffing
  • WOZ-waarde
  • Onroerende
     zaaksbelasting

Slide 4 - Tekstslide


6.4. Belastingen op inkomsten (K)
7.5. Loon en inkomstenbelasting (B)

Slide 5 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat brutoloon en nettoloon is.
  • uitleggen wat loonbelasting is.
  • uitleggen wat loonheffing is.
  • uitleggen wat inkomstenbelasting is.
  • uitleggen wat een jaaropgave en belastbaar inkomen zijn. *
  • uitleggen wat heffingskortingen zijn. *
  • bepalen hoe hoog de loonheffing is. *
  • uitleggen wat er nodig is om inkomstenbelasting te berekenen. *
Wat gaan we leren?

Slide 6 - Tekstslide

  • Brutoloon is het loon dat de
      werkgever en werknemer met
      elkaar afspreken.

  • Nettoloon is het bedrag dat de
      werknemer krijgt uitbetaald.

  • Hoe hoger het loon, hoe hoger de loonheffing

Brutoloon en nettoloon
BRUTO
NETTO

Slide 7 - Tekstslide

  • Loonheffing bestaat uit 2 delen: 
    loonbelasting en  premie volks-verzekering.
  • De loonbelasting is de belasting
      die wordt ingehouden op het
      loon.
  • Loonheffing is een vooruit-betaling op de inkomstenbelasting en premies  volksverzekeringen.
Loonheffing

Slide 8 - Tekstslide

  • Hoeveel loonheffing je betaalt, hangt af van hoogte van jouw salaris of uitkering.

  • Loonheffingskorting ja/nee, hiervoor vul je als werknemer een loonbelastingverklaring in. 
Hoogte van de loonheffing

Slide 9 - Tekstslide

  • Een jaaropgave is een overzicht
      dat de werknemer krijgt met daarop het loon en de ingehouden loonheffing in een jaar.

  • Belastingaangifte doen:
    - te veel loonheffing = geld terug
    - te weinig loonheffing = nabetalen
Jaaropgave

Slide 10 - Tekstslide

  • Deze wordt berekend op inkomsten zoals loon, huur en winst. Dit vormt samen het belastbaar inkomen.
  • Deze wordt verminderd       met de heffingskortingen   en de reeds betaalde loonheffing.  
Inkomstenbelasting

Slide 11 - Tekstslide

  • Heffingskorting is het bedrag dat
      in mindering wordt gebracht op
      de inkomstenbelasting en
      premies volksverzekeringen.

  • Meest bekende voorbeelden:
      Arbeidskorting en algemene
      loonheffingskorting.
Heffingskorting

Slide 12 - Tekstslide

VRAGEN?

Slide 13 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5) op
     bladzijde 54 en 55!
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn
     opgave 6 t/m 11 op bladzijde 56 en 57.




  • Alles wat je hier doet, hoef je thuis minder te doen!



timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

OPDRACHT
  • Nettoloon = brutoloon – (loonbelasting + sociale premies)
  • Je brutoloon is € 1.850,-. Daarop wordt € 165 aan
     loonbelasting ingehouden en € 92 aan sociale
     premies.
  • Hoeveel nettoloon krijg je op jouw rekening?
  • Je nettoloon is: € 1.850,- – (€ 165,- + € 92,-) =
     € 1.593,-

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 11 van hoofdstuk 6.4
     Belasting op inkomsten bladzijde 54 t/m
     57.

Huiswerk

Slide 16 - Tekstslide

Bedankt en succes vandaag!

Slide 17 - Tekstslide