pw cursus 4 Taal

pw cursus 4 Taal
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

pw cursus 4 Taal

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Programma
-Herhaling: moedertaal + taal uit de buurt

-Straattaal
-Leenwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 1: Moedertaal
Moedertaal     = 
Tweede taal    =
Vreemde taal =
klemtoon         =

Slide 4 - Tekstslide

Moedertaal
Moedertaal = De taal waarin je hebt leren spreken vanaf je geboorte  (voor mij is dat Nederlands, voor Turkse, Spaanse, Marokkaanse enz. kinderen is Nederlands vaak niet hun moedertaal, maar hun tweede taal) = Moedertaal EERSTE TAAL

Dominante taal, is de taal waarin je denkt en welke je spreekt. 

Tweede taal = De taal die je er later bijleert en bijna net zo goed spreekt als je moedertaal                
(Engels, Duits, Nederlands enz. ouders spreken ook een andere taal met je)

Vreemde taal = (buitenlandse taal) die je later leert spreken (Frans, Engels, Duits, Spaans, je leert het bijvoorbeeld op school). Je gebruikt de vreemde taal niet dagelijks (vakantie/werk).

Klemtoon = Het deel van een woord waar de nadruk op ligt.  pa-tat   para-plu   pan-nenkoek
woordgrenzen = 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat
Bob kleien
Baby slapen

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat:
Bob kleien
Baby slapen
Naam / persoon plus een werkwoord

Dit zijn de eerste zinnen van een peuter.
Door het werkwoord (kleien, slapen) weet je wat de peuter gaat doen. 

Hele werkwoorden (wij) zijn woorden waar meestal -en achter staat. 
Klei-en, sla-pen, lo-pen, fiet-sen, wer-ken
De enige uitzonderingen zijn de eenlettergrepige werkwoorden doen, gaan, slaan, staan, zien en zijn.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe vergroot je je woordenschat?

Slide 9 - Tekstslide

Hoe vergroot je je woordenschat?
Door eerst voorgelezen te worden en later door zelf te lezen, vergroot je je woordenschat.

Slide 10 - Tekstslide

Paragraaf 2: Taal uit de buurt
Streektaal (dialect): Taal van een bepaalde streek of plaats, die anders is dan de standaardtaal / landstaal.
Bijvoorbeeld: Limburgs, Twents, Rotterdams, Zeeuws.

Standaardtaal: Het Nederlands is de standaardtaal en wordt gezien als de juiste taal. Dit leren we op school. 

Het Fries is een erkende taal, een officiële rijkstaal. 
Rijkstaal: Door de rijksoverheid een officieel erkende taal.

Fries, Nederlands en Engels zijn Germaanse talen. 

Slide 11 - Tekstslide

Germaanse Taal
De Germaanse talen zijn een taalfamilie. Dat betekent een groepje talen die op elkaar lijken. De Germaanse talen worden oorspronkelijk gesproken in West-Europa, Noord-Europa, Noord-Amerika en Oceanië. 

De Germaanse talen heten zo, omdat ze vroeger werden gesproken door de Germanen, een volk wat in het zuiden van Denemarken en het noorden van Duitsland leefden (denk aan de Engelse naam van Duitsland, Germany).

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Je kan de Germaanse talen onderverdelen in de West- en Noord-Germaanse talen.

De West-Germaanse talen zijn:
Engels
Duits
Nederlands
Afrikaans
Fries
Luxemburgs
Jiddisch
De Noord-Germaanse talen zijn:
Zweeds
Deens
Noors
IJslands
Faeröers


Slide 14 - Tekstslide

Landen waar mensen een Germaanse taal als moedertaal hebben.

Slide 15 - Tekstslide

Straattaal
-Leenwoorden
-Taalvernieuwing
-Straattaal

Slide 16 - Tekstslide

Straattaal
-Leenwoorden = woord dat is overgenomen uit een andere taal
-Taalvernieuwing = Het verschijnsel dat taal steeds verandert en dat er woorden bijkomen.
-Straattaal = Taal die afwijkt van de standaardtaal en overal door jongeren op straat wordt gesproken. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht: 
-Stencil


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht: 
-Stencil
-Boek: Taalverandering
bladzijde 94, 95; 
blz. 94: lees tekst 1 (samen)
blz. 95: opdracht 4, 5. 
-Boek: Bouwstenen
blz. 97: Lees tekst 1
blz. 97: Lees tekst 2; maak opdracht 3
blz. 98 en 99: Formeel informeel opdrachten 1 t/m 4


Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
Neem een schrift mee!

Slide 29 - Tekstslide

Formeel
Informeel

Slide 30 - Tekstslide

Letterlijk
Figuurlijk

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video


Fijne dag!!!

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video